JOL 2007, 475
HR, 29-06-2007, nr. R06/046HR
HR 29-06-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4664
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 juni 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/046HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
AZ4664
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ4664, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑06‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ4664, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2006
Essentie
Wet bescherming persoonsgegevens. Omvang verplichting ex art. 35 lid 2; verhouding tot art. 843a Rv. Bestand in zin van art. 1, onder c.
Zelfde beslissing als in de eveneens op 29 juni 2007 door de Hoge Raad uitgesproken beschikking in de zaak nr. R06/045HR.
Partij(en)
Beschikking in de zaak van:
Dexia Bank Nederland N.V., te Amsterdam, verzoekster tot cassatie, adv. mr. R.S. Meijer en mr. B.T.M. van der Wiel,
tegen
[Verweerder], wonende te [woonplaats], verweerder in cassatie, adv. mr. H.J.W. Alt.
Uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 30 november 2004 ter griffie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.