HR, 01-06-2007, nr. R07/066HR
ECLI:NL:HR:2007:BA3036
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
01-06-2007
- Zaaknummer
R07/066HR
- LJN
BA3036
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA3036, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑06‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA3036
ECLI:NL:HR:2007:BA3036, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑06‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA3036
- Wetingang
art. 5 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
art. 5 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
- Vindplaatsen
BJ 2007/33 met annotatie van Redactie
BJ 2007/33 met annotatie van Redactie
Conclusie 01‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Bopz; verlening van voorlopige machtiging het verblijf van de betrokkene te doen voortduren in een niet als een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder h, Wet Bopz aangemerkte woonafdeling van een zorginstelling; verwijzingsinstructie.
R07/066HR
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 13 april 2007
Conclusie inzake:
[Verzoekster]
tegen
Officier van Justitie te Utrecht
In deze Bopz-zaak gaat het om de vraag of de instelling, waar betrokkene verblijft, is aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis.
1. Het procesverloop
1.1. De officier van justitie in het arrondissement Utrecht heeft op 10 januari 2007 aan de rechtbank aldaar verzocht een voorlopige machtiging te verlenen ten einde het verblijf van verzoekster tot cassatie (hierna: betrokkene) in het psychiatrisch ziekenhuis Altrecht Willem Arntsz Hoeve te Den Dolder te doen voortduren(1).
1.2. Betrokkene en haar raadsvrouw en de behandelend psychiater zijn door de rechtbank gehoord op 29 januari 2007(2) in "De Windehof" te Bilthoven. Zowel het proces-verbaal van verhoor als de bestreden beschikking vermelden dat betrokkene verblijft in "de Willem Arntsz Hoeve, locatie De Windehof te Bilthoven"(3).
1.3. Bij beschikking van 29 januari 2007 heeft de rechtbank een machtiging verleend "om het verblijf van betrokkene in de Willem Arntsz Hoeve, locatie De Windehof te Bilthoven of een andere BOPZ-inrichting te doen voortduren", met ingang van heden tot en met 29 juli 2007. De rechtbank overwoog dat betrokkene thans vrijwillig verblijft in een BOPZ-instelling.
1.4. Namens betrokkene is - tijdig - beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1. Het (enige) middel klaagt dat de rechtbank in strijd met het recht, in het bijzonder met artikel 2 lid 1, in verbinding met art. 1, lid 1 onder h Wet Bopz, in verbinding met bijlage 1 van de Regeling Aanmerking Psychiatrisch Ziekenhuis Bopz (Stcrt. 2003, 249) en art. 5 EVRM, een machtiging heeft verleend om het verblijf van betrokkene in de Willem Arntzhoeve, locatie De Windehof te Bilthoven, te doen voortduren. Volgens het middel is die locatie niet aangemerkt als een psychiatrisch ziekenhuis en steunt de vrijheidsbenemende maatregel niet, althans in onvoldoende mate, op een wettelijke grondslag. Ter onderbouwing is in cassatie een faxbericht van het ministerie van VWS van 26 maart 2007 - daterend van ná de bestreden beschikking - overgelegd, waaruit volgt dat de minister van VWS bij beschikking van 8 oktober 1998, nr. GVM/GGZ/985379, diverse lokaties van de Stichting H.C. Rümkegroep als psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de Wet Bopz heeft aangemerkt, maar de lokatie De Lindehof te Bilthoven uitdrukkelijk niet, zulks ondanks een daartoe strekkend verzoek van de (toenmalige) Raad van Bestuur van de Rümkegroep.
2.2. De relevante regelgeving met betrekking tot een aanmerking als psychiatrisch ziekenhuis is recent aan de orde gekomen in de zaken HR 24 maart 2006, NJ 2006, 218(4), en HR 16 maart 2007, LJN:AZ7908. Ik moge ditmaal volstaan met een verwijzing. Indien de rechtbank een voorlopige machtiging verleent tot opname in "een" psychiatrisch ziekenhuis, behoeft zij zich niet het hoofd erover te breken, in welk psychiatrisch ziekenhuis de machtiging ten uitvoer wordt gelegd: zo nodig kan de officier van justitie op de voet van art. 10 Wet Bopz een psychiatrisch ziekenhuis aanwijzen. Indien de rechtbank een bepaald ziekenhuis aanwijst, moet dit zijn aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis. Het middel neemt m.i. terecht tot uitgangspunt dat de lokatie "De Windehof" te Bilthoven niet is aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis in de zin van art. 1 lid 1 sub h Wet Bopz. Deze lokatie is niet opgenomen in de bijlage bij de Regeling Aanmerking Psychiatrisch Ziekenhuis Bopz(5). Derhalve heeft de rechtbank niet een voorlopige machtiging mogen geven om het verblijf in de Willem Arntszhoeve, lokatie De Lindehof te Bilthoven, te doen voortduren.
2.3. Een vraag is nog, of de feitelijke grondslag van het middel kan worden gevonden in de bestreden uitspraak of in de stukken van het geding (art. 419 lid 2 Rv). Anders dan in de eerdere zaken over dit onderwerp, is in deze zaak in feitelijke aanleg niet een verweer gevoerd met de strekking dat de verzochte machtiging niet zou mogen worden verleend omdat "De Windehof" niet is aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis. Voor een uiteenzetting van het leerstuk "novum in cassatie", zie: Asser procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, 2005, nrs. 133 - 138. De rechter is op grond van art. 25 Rv verplicht om, onverschillig of partijen daarop een beroep hebben gedaan, het recht op de door hem vastgestelde feiten toe te passen, behalve voor zover voor het intreden van een bepaald rechtsgevolg een uitdrukkelijk beroep van de belanghebbende partij vereist is. Toen de rechtbank in deze zaak constateerde dat betrokkene niet verbleef in de Willem Arntsz Hoeve te Den Dolder, zoals het inleidend verzoekschrift vermeldde, maar verbleef in De Windehof te Bilthoven, had de rechtbank de in het middel aangehaalde bepalingen moeten toepassen en moeten onderzoeken of De Windehof is aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis alvorens dit in de beschikking aan te wijzen. Een ambtshalve toepassing van deze bepalingen zou hebben geleerd dat een voorlopige machtiging kan worden afgegeven om het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren, maar niet om het verblijf in een niet als psychiatrisch ziekenhuis aangemerkte woonvoorziening te doen voortduren. Het cassatiemiddel klaagt in wezen over schending van art. 25 Rv in verbinding met art. 2, in verbinding met art. 1, Wet Bopz.
2.4. Voor zover de voorlopige machtiging strekt tot gedwongen opneming in een "andere Bopz-inrichting", zou zij in beginsel in stand kunnen blijven. De voorlopige machtiging kan niet meer ten uitvoer worden gelegd wanneer meer dan twee weken na haar dagtekening zijn verstreken (art. 10 lid 1 Wet Bopz). Of van de machtiging gebruik is gemaakt voor een opneming in een "andere Bopz-inrichting", vergt een onderzoek naar de feiten. In verband hiermee stel ik verwijzing van de zaak voor.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Utrecht.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 De Willem Arntzhoeve te Den Dolder is - in cassatie onbestreden - aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis.
2 De vermelding van de datum 23 januari 2007 in het oorspronkelijk afgegeven proces-verbaal is een vergissing. Op 9 maart 2007 is door de rechtbank, op verzoek van de raadsvrouw van betrokkene, een verbeterd proces-verbaal afgegeven.
3 In gelijke zin luidt een vermelding in de geneeskundige verklaring en de staat van uitvoering van het behandelingsplan.
4 BJ 2006, 23 m.nt. W. Dijkers.
5 Bij een zogenaamde multi-functionele eenheid geldt dat het niet de functionele eenheid is die in de Regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis Bopz wordt vermeld, maar de binnen zo'n eenheid aanwijsbare onderdelen; vgl. De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 1.2 op art. 1 (W. Dijkers); zie ook de noot van W. Dijkers in BJ 2006, 23.
Uitspraak 01‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Bopz; verlening van voorlopige machtiging het verblijf van de betrokkene te doen voortduren in een niet als een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder h, Wet Bopz aangemerkte woonafdeling van een zorginstelling; verwijzingsinstructie.
1 juni 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/066HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
verblijvende in Altrecht, Willem Arntsz Hoeve, locatie De Windehof, te Bilthoven,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Utrecht heeft bij verzoekschrift van 10 januari 2007 de rechtbank Utrecht verzocht het verblijf van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: betrokkene - in de zorginstelling "Altrecht Willem Arntsz Hoeve te Den Dolder", waar betrokkene toen vrijwillig verbleef, te doen voortduren.
De rechtbank heeft op 29 januari 2007 betrokkene, die werd bijgestaan door haar raadsvrouw, en de behandelend psychiater gehoord.
Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank een voorlopige machtiging het verblijf van betrokkene te doen voortduren verleend.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Utrecht.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek ter zitting van de rechtbank op 29 januari 2007 verbleef betrokkene vrijwillig in de behandelafdeling "De Windehof" van de "Altrecht Willem Arntsz Hoeve" te Bilthoven. Zij heeft ter zitting verklaard dat zij daar, in een beschermde woonvorm, woonde. Haar behandelaar heeft daarop verklaard dat het de bedoeling was dat betrokkene op deze afdeling zou blijven en dat het voor haar onmogelijk zou worden om daar zonder machtiging te blijven wonen.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend om haar verblijf voor de duur van zes maanden in de "Willem Arntsz Hoeve, locatie De Windehof te Bilthoven of een andere BOPZ-inrichting" te doen voortduren.
3.2 Het middel bevat de klacht dat de rechtbank in strijd met het bepaalde in art. 2 lid 1 Wet Bopz de machtiging heeft verleend om het verblijf van betrokkene in de locatie "De Windehof" te doen voortduren, nu deze locatie niet is aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis in de zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder h, Wet Bopz in verbinding met Bijlage 1 van de Regeling Aanmerking Psychiatrisch Ziekenhuis Bopz (laatstelijk gepubliceerd in Stcrt. 2003, 249, p. 35).
3.3 Deze klacht slaagt. De hiervoor in 3.2 genoemde, in 2003 gepubliceerde Bijlage 1 vermeldt weliswaar "Altrecht, locatie Willem Arntsz Hoeve" Dolderseweg 164 te Den Dolder als psychiatrisch ziekenhuis, maar bevat geen vermelding als zodanig van de tot die zorginstelling behorende behandelafdeling "De Windehof" te Bilthoven. Bij gebreke van latere mededelingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de Staatscourant moet het ervoor worden gehouden dat deze afdeling evenmin nadien is aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de wet.
3.4 Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en het middel voor het overige geen behandeling behoeft. De Hoge Raad zal de zaak verwijzen met het oog op de mogelijkheid van toepassing van art. 8a Wet Bopz, waarbij in aanmerking wordt genomen dat het inleidende verzoek als zodanig niet toewijsbaar was nu betrokkene niet reeds vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de wet verbleef.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 29 januari 2007;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 juni 2007.