JOL 2006, 832
Cassatieberoep tegen tussenbeschikking; niet-ontvankelijkheid. In de beschikking van het hof — waarbij het hof appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep waarin werd verzocht te beslissen dat de rechtbank zich (relatief) onbevoegd had dienen te verklaren — is niet aan het geding omtrent de verzochte faillietverklaring met een uitdrukkelijk dictum een einde gemaakt. Die beschikking is dus een tussenbeschikking, waartegen tussentijds cassatieberoep niet openstond.
HR 22-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ2724
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 december 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/094HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AZ2724
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AZ2724, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AZ2724, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2006
Essentie
Cassatieberoep tegen tussenbeschikking; niet-ontvankelijkheid.
In de beschikking van het hof — waarbij het hof appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep waarin werd verzocht te beslissen dat de rechtbank zich (relatief) onbevoegd had dienen te verklaren — is niet aan het geding omtrent de verzochte faillietverklaring met een uitdrukkelijk dictum een einde gemaakt. Die beschikking is dus een tussenbeschikking, waartegen tussentijds cassatieberoep niet openstond.
Partij(en)
[Verzoekster], verzoekster tot cassatie, adv. mr. P. Garretsen,
tegen
Bank Bercoop N.V., verweerster in cassatie, niet verschenen.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 30 mei ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.