HR, 10-11-2006, nr. R06/059HR
ECLI:NL:PHR:2006:AY6204
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10-11-2006
- Zaaknummer
R06/059HR
- LJN
AY6204
- Roepnaam
Hesco/Freudenberg
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AY6204, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑11‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AY6204
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7965, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2006:AY6204, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2006
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7965
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AY6204
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑05‑2006
- Wetingang
art. 8 Faillissementswet
art. 8 Faillissementswet
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Faillissementsrecht. Geschil tussen een gefailleerde vennootschap onder firma en de aanvragers van haar faillissement die in hoger beroep hebben erkend dat ten tijde van hun inleidend verzoek een kredietverzekeringsmaatschappij in hun vorderingsrechten jegens de failliet is gesubrogeerd; faillissement onbevoegdelijk uitgelokt?, zelfstandig onderzoek in hoger beroep, appelrechter niet gehouden faillissementsvonnis te vernietigen op enkele grond dat schuldenaar stelt en aanvrager niet weerspreekt of erkent dat aan rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht niet bestaat; rechtspositie derden na faillietverklaring.
10 november 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/059HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. HESCO FASHION V.O.F.,
2. HESCO-BONNETERIE B.V.,
3. HESCO CONFECTIE B.V.,
allen gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. de vennootschap naar buitenlands recht FREUDENBERG VLIESSTOFFE K.G.,
gevestigd te Nazareth, België,
2. de vennootschap naar buitenlands recht UNIQUE INTERIM N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
3. de venootschap naar buitenlands recht LA COMMERCIALE S.A.,
gevestigd te Genève, Zwitserland,
4. AFASIA KNITS B.V.,
gevestigd te Diemen,
5. de vennootschap naar buitenlands recht CÔTE TEXTILES,
gevestigd te Champagne au Mont d'Or, Frankrijk,
6. de vennootschap naar buitenlands recht MIROGILIO S.P.A.,
gevestigd te Alba, Italië,
7. de vennootschap naar buitenlands recht FILATURES ET TISSAGES DE SAULXURES SUR MOSELOTTE,
gevestigd te Saulxures Sur Moselotte, Frankrijk,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 december 2005 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift hebben verweersters in cassatie - verder te noemen: Freudenberg c.s. - zich gewend tot die rechtbank en verzocht verzoeksters tot cassatie - verder te noemen: Hesco c.s. - in staat van faillissement te verklaren.
Hesco c.s. hebben het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 1 februari 2006 Hesco c.s. in staat van faillissement verklaard en een rechter-commissaris en een curator benoemd.
Tegen dit vonnis hebben Hesco c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 9 mei 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Hesco c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Freudenberg c.s. zijn in cassatie niet verschenen.
De zaak is voor Hesco c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De rechtbank heeft Hesco c.s. op verzoek van Freudenberg c.s. in staat van faillissement verklaard op grond van haar oordeel dat summierlijk gebleken is van een vorderingsrecht van Freudenberg c.s., alsmede van feiten en omstandigheden die aantonen dat Hesco c.s. in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen.
3.2 In hoger beroep hebben Hesco c.s. primair betoogd dat Freudenberg c.s. alsnog in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat zij geen vorderingen op Hesco c.s. meer hebben, nu de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius Credit Insurance N.V. (hierna: Atradius) in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd. Ter adstructie daarvan hebben Hesco c.s. bij hun beroepschrift een brief uit 2004 van Atradius overgelegd alsmede een bijlage bij een andere brief uit 2004 van Atradius. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsman van Freudenberg c.s. verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, zodat hij zich refereert aan het standpunt van Hesco c.s. in deze.
3.3 Het hof heeft het primaire betoog van Hesco c.s. verworpen, daartoe (onder meer) overwegende dat niet duidelijk is geworden hoe en op welke rechtsgrond de gestelde subrogatie van Atradius in de rechten van Freudenberg c.s. gestalte heeft gekregen. De enkele verwijzing in het beroepschrift van Hesco c.s. naar de daarbij overgelegde bijlagen, zonder enige toelichting of nadere motivering is, aldus het hof, onvoldoende, te meer nu de gestelde subrogatie uit die bijlagen geenszins kan worden afgeleid (rov. 2.5.1).
3.4 Voorzover onderdeel A ervan uitgaat dat de door de rechtbank benoemde curator in de faillissementen van Hesco c.s. heeft ingestemd met het hiervoor bedoelde betoog van Hesco c.s., kan het niet tot cassatie leiden wegens gemis aan feitelijke grondslag. Het hof heeft immers, in cassatie onbestreden, de uitlatingen van de curator aldus opgevat (rov. 2.4) dat het hem onduidelijk was of en zo ja op welke grondslag Atradius in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd.
3.5 Voor het overige betoogt onderdeel A dat, nu niet alleen Hesco c.s. maar ook Freudenberg c.s. in hoger beroep het standpunt innamen dat Freudenberg c.s. reeds ten tijde van de faillietverklaring geen schuldeisers van Hesco c.s. meer waren omdat Atradius gesubrogeerd was in de rechten van Freudenberg c.s., het hof daaraan gebonden was. Het onderdeel berust kennelijk op de opvatting dat in een hoger beroep als bedoeld in art. 8 F. de rechter gebonden is aan het eensluidende standpunt van de schuldenaar en de aanvrager dat de aanvrager bij nader inzien geen schuldeiser was en derhalve het faillissement onbevoegdelijk heeft uitgelokt.
Deze opvatting is onjuist. Indien op een daartoe strekkende aanvraag een faillietverklaring is uitgesproken, bepaalt de daarmee ingetreden toestand van faillissement de rechtspositie van alle schuldeisers. Daarbij past dat de appelrechter niet reeds gehouden is het vonnis van faillietverklaring te vernietigen op de enkele grond dat de schuldenaar stelt, en de aanvrager niet weerspreekt of zelfs erkent, dat het aan de rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht van de aanvrager niet bestaat. Ook in zo'n geval mag de appelrechter dus zelfstandig beoordelen of summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van de aanvrager. Onderdeel A faalt daarom ook voorzover het feitelijke grondslag heeft.
3.6 In de rov. 3.6-3.6.1 heeft het hof het subsidiaire betoog van Hesco c.s. dat zij niet in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen, onderzocht. Het oordeelde dat, voorzover dit betoog steunt op de stelling dat Hesco c.s. met alle schuldeisers een buitengerechtelijk akkoord hebben gesloten, van dergelijke akkoorden niet is gebleken en dat bovendien door Hesco c.s. op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat er thans fondsen beschikbaar zijn om de betalingsregelingen na te komen.
3.7 De rechtsklacht van onderdeel B berust kennelijk op de opvatting dat, nu partijen het erover eens zijn dat het bedoelde akkoord is gesloten, het hof eveneens daarvan had moeten uitgaan. Die klacht faalt gelet op hetgeen hiervoor in 3.5 is overwogen. De klacht van het onderdeel dat het hiervoor in 3.6 bedoelde oordeel van het hof ongenoegzaam is gemotiveerd, faalt eveneens. Het hof heeft in de rov. 3.6-3.6.1 een begrijpelijke motivering gegeven voor zijn oordeel.
3.8 Ook onderdeel C, dat voortbouwt op de onderdelen A en B, faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 10 november 2006.
Conclusie 10‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Faillissementsrecht. Geschil tussen een gefailleerde vennootschap onder firma en de aanvragers van haar faillissement die in hoger beroep hebben erkend dat ten tijde van hun inleidend verzoek een kredietverzekeringsmaatschappij in hun vorderingsrechten jegens de failliet is gesubrogeerd; faillissement onbevoegdelijk uitgelokt?, zelfstandig onderzoek in hoger beroep, appelrechter niet gehouden faillissementsvonnis te vernietigen op enkele grond dat schuldenaar stelt en aanvrager niet weerspreekt of erkent dat aan rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht niet bestaat; rechtspositie derden na faillietverklaring.
Rek.nr. R06/059HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 11 aug. 2006
conclusie inzake
1. Hesco Fashion V.O.F.
2. Hesco-Bonneterie B.V.
3. Hesco Confectie B.V.
tegen
1. Freudenberg Vliesstoffe K.G.
2. Unique Interim N.V.
3. La Commerciale S.A.
4. Afasia Knits B.V.
5. Côte Textiles
6. Mirogilio S.P.A.
7. Filatures Et Tissages De Saulxures Sur Moselotte
Edelhoogachtbaar College,
1. Thans verweersters in cassatie, hierna: Freudenberg c.s., hebben op 2 december 2005 bij de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend, strekkende tot faillietverklaring van thans verzoeksters tot cassatie, hierna: Hesco c.s. Ten grondslag aan hun verzoek hebben Freudenberg c.s. gelegd dat zij vorderingen hebben op Hesco c.s. tot een totaalbedrag van Euro 544.967,69 en dat Hesco c.s. deze vorderingen onbetaald laat. Voorts hebben zij gesteld dat Hesco c.s. meerdere andere schulden ook onbetaald laat en derhalve verkeert in een toestand te hebben opgehouden te betalen.
2. Nadat het verzoekschrift was behandeld ter terechtzitting van de rechtbank op 3 januari 2006 en op 31 januari 2006, heeft de rechtbank bij vonnis van 1 februari 2006 Hesco c.s. in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een rechter-commissaris en een curator.
3. De rechtbank overwoog dat bij de behandeling summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van Freudenberg c.s., alsmede van feiten en omstandigheden die aantonen dat Hesco c.s. in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen. Voorts overwoog de rechtbank dat gebleken is dat Hesco c.s. schulden heeft aan Freudenberg c.s. van in totaal Euro 544.967,69, en dat hierop op op 3 januari 2006 een bedrag van Euro 15.000 is afbetaald.
4. Hesco c.s. zijn van dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Zij hebben in hoger beroep (primair) gesteld dat - zakelijk weergegeven - Freudenberg c.s. in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet ontvankelijk zijn. Daartoe hebben Hesco c.s. aangevoerd dat de aan het verzoek tot faillietverklaring ten grondslag gelegde vorderingen van Freudenberg c.s. thans niet meer aan Freudenberg c.s. toebehoren, nu de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius Credit Insurance N.V., hierna: Atradius, in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsman van Freudenberg c.s. verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd en zich gerefereerd aan het standpunt van Hesco c.s.
5. Het hof heeft bij arrest van 9 mei 2006 de stelling van Hesco c.s. verworpen. Het overwoog daartoe onder meer (r.o. 2.5.1):
"Naar het oordeel van het hof - die de ontvankelijkheid ambtshalve dient te onderzoeken - heeft Hesco c.s. haar stellingen omtrent de niet ontvankelijkheid van geïntimeerden in hun verzoek tot faillietverklaring onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Het had op de weg van Hesco c.s. gelegen haar stelling aangaande de niet-ontvankelijkheid van geïntimeerden in hun inleidend verzoek te onderbouwen en met bewijsstukken te staven. Niet duidelijk is geworden - zoals ook de curator in zijn verslag heeft aangegeven - hoe en op welke rechtsgrond de gestelde subrogatie van Atradius in de rechten van geïntimeerden gestalte heeft gekregen. Hesco c.s. heeft nagelaten haar stelling te dien aanzien nader te staven. De enkele verwijzing in haar beroepschrift naar de daarbij overgelegde bijlagen, zonder enige toelichting of nadere motivering, is daartoe onvoldoende, te meer nu de gestelde subrogatie uit die bijlagen geenszins kan worden afgeleid. Nu Hesco c.s. haar stellingen aangaande de niet-ontvankelijkheid van geïntimeerden in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. onvoldoende heeft toegelicht, kan het hof tot geen andere conclusie komen dan dat deze dienen te worden verworpen. Dit leidt tot de slotsom dat geïntimeerden ontvankelijk zijn in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s."
Het hof, dat ook de andere door Hesco c.s. aangevoerde gronden van het hoger beroep verwierp, heeft vervolgens de beroepen uitspraak van de rechtbank bekrachtigd.
6. Hesco c.s. zijn tegen het arrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met een uit drie onderdelen opgebouwd middel. Freudenberg c.s. zijn in cassatie niet verschenen. Aan het voorschrift van art. 12 lid 2 jo. art. 8 lid 4 Fw is voldaan. De curator heeft bij brief van 14 juni 2006 op het cassatieverzoek gereageerd.
7. Onderdeel A van het middel richt zich tegen de zojuist aangehaalde rechtsoverweging van het hof en betoogt - kort gezegd - dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat Hesco c.s. hun stelling dat Atradius is gesubrogeerd in de vorderingen van Freudenberg c.s. op Hesco c.s. onvoldoende hebben gemotiveerd en onderbouwd en dat daarom hun standpunt dat Freudenberg c.s. in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, afgewezen moet worden. Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat, nu de raadsman van Freudenberg c.s. ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, voor het hof geen plaats meer was voor een andere mening.
8. De grond waarop Hesco c.s. de niet-ontvankelijkheid van Freudenberg c.s. in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. hebben ingeroepen, ligt niet buiten de zaak zelf (zoals bijv. het verstrijken van de termijn voor hoger beroep), maar betreft de feitelijke grondslag van het verzoek, namelijk betwisting van de door Freudenberg c.s. aan hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. ten grondslag gelegde stelling dat zij vorderingen op Hesco c.s. hebben, die onbetaald worden gelaten. De door Hesco c.s. ingeroepen niet-ontvankelijkheid van Freudenberg c.s. in hun inleidend verzoek betreft hier dus niet een zuiver geval van niet-ontvankelijkheid, maar een geval waarin het verzoek als ongegrond moet worden ontzegd. Vgl. Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht, 21e dr., 2006, nr. 118. In een zodanig geval is, anders dan het hof heeft geoordeeld, de rechter niet gehouden om ambtshalve de aangevoerde gronden voor niet-ontvankelijkheid (lees: betwisting van de feitelijke grondslag van het verzoek) te onderzoeken, maar dient hij overeenkomstig art. 284 jo. art. 149 lid 1 Rv de feiten die door de ene partij in dit verband zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, als vaststaand te beschouwen.
9. In het onderhavige geval heeft het hof vastgesteld dat ter zitting in hoger beroep de raadsman van Freudenberg c.s. de stelling van Hesco c.s. dat de aan het verzoek tot faillietverklaring ten grondslag gelegde vorderingen thans niet meer aan Freudenberg c.s. toebehoren omdat Atradius in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, heeft erkend (r.o. 2.3). Bij deze stand van zaken had het hof niet anders kunnen beslissen dan dat Freudenberg c.s. geen vorderingsrechten op Hesco c.s. (meer) hebben en dat het inleidend verzoek derhalve als ongegrond moet worden ontzegd. Onderdeel A van het middel is, zo volgt, terecht voorgesteld.
10. Als onderdeel A van het middel doel treft, behoeven de onderdelen B en C van het middel geen behandeling.
11. Na vernietiging van het bestreden arrest kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen door op het bestaande hoger beroep het vonnis van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw recht doende, het verzoek van Freudenberg c.s. tot faillietverklaring van Hesco c.s. alsnog af te wijzen, met de voorzieningen als voorgeschreven door art. 15 lid 3 Fw.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als is aangegeven onder 11.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Beroepschrift 16‑05‑2006
Verzoekschrift tot cassatie
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Kazernestraat 52
2514 CV 's‑Gravenhage
Geven eerbiedig te kennen:
De vennootschappen Hesco Fashion V.O.F., Hesco-Bonneterie B.V, en Hesco Confectie B.V., allen gevestigd te Amsterdam, te dezer zake woonplaats kiezende te 's‑Gravenhage aan de Raamweg nr. 3 ten kantore van de advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr J. Groen die in na te melden geding voor requirant als zodanig zal occuperen, die dit verzoekschrift tot cassatie indient en aan Hesco c.s. rechtsbijstand verleent;
Dat de wederpartijen zijn de navolgende:
- 1.
de vennootschap naar buitenlands recht Freudenberg Vliesstoffe K.G., gevestigd te Nazareth (België);
- 2.
de vennootschap naar buitenlands recht Unique Interim N.V., gevestigd te Brussel (België);
- 3.
de vennootschap naar buitenlands recht La Commerciale S.A., gevestigd te Genève (Zwitserland);
- 4.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Afasia Knits B.V., gevestigd te Diemen;
- 5.
de vennootschap naar buitenlands recht Cóte Textiles, gevestigd te Champagne au Mont d'Or (Frankrijk)
- 6.
de vennootschap naar buitenlands recht Mirogilio S.P.A., gevestigd te Alba (Italië);
- 7.
de vennootschap naar buitenlands recht Filatures Et Tissages De Saulxures Sur Moselotte, gevestigd te Saulxures Sur Moselotte (Frankrijk);
Voor wie als procureur bij het Gerechtshof te Amsterdam optrad Mr E.L. Polak, kantoorhoudende te Amsterdam aan de Jan Luikenstraat nr. 20 1071 CN Amsterdam.
Dat de gang van zaken de volgende is geweest:
Freudenberg c.s. heeft een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam tot faillietverklaring van Hesco c.s. en wel op 2 december 2005, ook toen trad Mr E.L. Polak op als procureur van Freundenberg c.s. De Rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van 1 januari 2006 en ter zitting van 31 januari 2006. Van deze zittingen zijn geen processenverbaal voor handen. De Rechtbank heeft het faillissement uitgesproken bij vonnis van 1 februari 2006.
Hesco c.s. vertegenwoordigd door de advocaat en procureur prof. [naam advocaat], kantoorhoudende te [plaats], heeft een beroepschrift ingediend bij het Hof en daarin als eerste grief opgeworpen dat de verzoekers in prima, Freundenberg c.s. dus niet ontvankelijk verklaard hadden moeten worden, althans niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hoger beroep ‘immers de vorderingsrechten waarop verzoekers in prima zich hebben beroepen behoren niet aan verzoekers toe. Alle verzoekers in prima waren verzekerd bij een kredietverzekering, genaamd ‘Atradius Credit Insurance’. Deze assuradeur is gesubrogeerd in de rechten van verzoekers in prima. Appellanten weten dat, omdat meerbedoelde assuradeur dat heeft meegedeeld en zich als zodanig heeft gedragen. Dat blijkt onder meer uit de correspondentie. Een brief van 26 oktober 2004 wordt overgelegd. Voorts wordt overgelegd een bijlage gevoegd bij een brief van 6 mei 2004, bevattende een specificatie van de vorderingen van verzoekers in prima (productie 2), in welke rechten die assuradeur was getreden. Dat moet leiden tot een alsnog nietontvankelijk verklaring van verzoekers in prima of het inleidende verzoek, althans afwijzing daarvan nu ook niet is gebleken van een opeisbaar vorderingsrecht van verzoekers in prima.
Als tweede grief werd naar voren gebracht het volgende. Hesco c.s. verkeerde niet in een toestand dat zij hebben opgehouden te betalen. Er is enige tijd geleden met alle crediteuren een buitengerechtelijk akkoord gesloten. Fondsen om dat akkoord uit te voeren zijn beschikbaar. Ook met de belastingdienst is een regeling getroffen, inhoudende dat deze met een lager bedrag genoegen neemt. Ook voor betaling van de belastingdienst is voldoende geld beschikbaar. Nu ten tijde van de faillietverklaring en/of nu niet gezegd kan worden dat appellanten hebben opgehouden te betalen. Verzoekers in prima hebben ook niet — anders dan overwogen in het vonnis — recht op volledige betaling. Het is hoogstens de genoemde assuradeur die enig bedrag toekomt. Daarbij komt dat verzoekers in prima zich schuldig maken aan misbruik van recht, hetzij omdat zij geen vorderingsrecht hebben en/of reeds gelden van hun assuradeur hebben ontvangen, hetzij omdat zij hebben ingestemd met de tot stand gekomen crediteurenregeling en /of daarmee in redelijkheid moesten of moeten instemmen.
Het Hof heeft het verzoek behandeld ter zitting van 28 april 2006. Freudenberg c.s. hebben geen verweerschrift ingediend tegen dit beroepschrift maar bij brief van hun procureur hebben zij zich aangesloten bij het standpunt van Hesco c.s. dat Freudenberg c.s. niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. Letterlijk luidt de brief van Mr E.L. Polak, de procureur van Freudenberg c.s. als volgt: ‘Met het oog op de zitting van 28 april 2006 te 13.00 uur deel ik u namens geïntimeerde het volgende mede. Geïntimeerden hebben kennis genomen van het standpunt als weergegeven in grief I namens appellanten en van hetgeen de curator daaromtrent heeft verwoord. Geïntimeerden kunnen zich vinden in de stelling dat zij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het oorspronkelijk verzoek. Het hoger beroep is derhalve op goede grond ingesteld daar waar de niet-ontvankelijkheid betreffende verzoekers, thans geïntimeerden. Het faillissement kan worden vernietigd. De gevolgen van de vernietiging van het vonnis in prima zijn inmiddels in onderling overleg geregeld, waaronder de kosten van de curator. Van een mondelinge behandeling kan — indien u zult vernietigen — afgezien, tenzij uw Hof of de curator die mondelinge behandeling toch wenst. Voorts is tussen Atradius en Hesco een akkoord bereikt zodat instandhouding van het faillissement ook voor Atradius niet meer noodzakelijk is’. Ter zitting verschenen heeft Polak een en ander zelf bevestigd, hij erkende dat verzoeksters in prima geen vorderingen hadden+ ook de curator zei ter zitting dat hij er van uitging dat Atradius was.gesubrageerd in de rechten van de verzoeksters in prima. Vervolgens heeft het. Hof bij arrest van 9 mei 2006 de uitspraak waartegen het beroep zich richt te bekrachtigen.
Het is van dit arrest dat Hesco c.s. zich door middel van dit verzoekschrift tot cassatie tot uw Hoge Raad richt en daartegen het navolgende middel aanvoert.
I
De schending van het recht en/of verzuim van vormen van de niet in achtneming nietigheid met zich brengt, meer in het bijzonder schending van het bepaalde in artikel 1 van de Faillissementswet alsmede schending van het bepaalde in artikel 121 van de Grondwet, doordien het Hof in het aangevallen arrest heeft overwogen als valt te lezen in de rechtsoverweging van het Hof in gemeld arrest, genummerd 2.1 t/m 2.5.1.
A
Zulks ten onrechte; immers de beide partijen Freudenberg c.s. als aanvragers van het faillissement en Hesco c.s. die door de Rechtbank ten onrechte failliet verklaard zijn, alsmede de curator zijn het er over eens dat de eerste grief opging en dat verzoeksters in prima niet-ontvankelijk moesten worden verklaard omdat immers de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius was gesubrogeerd in de rechten van Freudenberg c.s. Dat is duidelijk uit de brief van de raadsman van Freudenberg c.s. van 27 april 2006 (in het arrest staat ten onrechte een andere datum; de brief van Mr Polak van die datum gaat in kopie hierbij) en dan, zo komt het voor, is er voor een Hof als het onderhavige in deze procedure geen plaats meer voor een andere mening. Als beide partijen het er over eens zijn dat de eerste grief opgaat dan is een burgerlijke rechter, zo komt het voor, daaraan gebonden. Eén en ander vindt bovendien bevestiging in het verslag (26 april van dit jaar) van de curator Mr [naam curator], waar hij immers schrijft de Belgische advocaat van Unique N.V. liet op 19 april jl. telefonisch aan de curator dat zij niet op de hoogte zijn van de faillissementsaanvraag mede namens Unique. Deze mededeling heb ik aan de advocaat van Unique schriftelijk bevestigd. Op dat punt kreeg ik geen schriftelijke reactie meer. Ik heb de stellige indruk dat geen van de 7 verzoekers bekend was met de aanvraag, laat staan daartoe opdracht had gegeven. Ik ga er vanuit dat Mr Polak het faillissement heeft aangevraagd in opdracht van Atradius Credit Insurance N.V. (stellende op te treden) namens verzoekers. Of — en zo ja op welke grondslag — Atradius gerechtigd was die opdracht aan Mr Polak namens de 7 verzoekers te verstrekken blijft tot op heden onopgehelderd.’.
Het komt voor dat Mr Polak een misslag heeft begaan door het faillissement aan te vragen en met name door het faillissement niet aan te vragen op naam van Atradius Credit Insurance N.V., welke kredietverzekeringsmaatschappij immers gesubrogeerd was in de rechten van Freudenberg c.s.; immers Freudenberq c.s. hadden het risico van niet-betaling van de facturen verzekerd bij Atradius Credit Insurance N.V. en omdat Atradius Credit Insurance N.V. blijkens de correspondentie die claim hadden gehonoreerd was daarmee Atradius Credit Insurance N.V. gesubrogeerd in de rechten van Freudenberg c.s. Als al het faillissementverzoek had moeten worden gericht tot de Rechtbank dan had dat dus gemoeten op naam van ‘Atradius Credit Insurance N.V.’.
Het is volkomen onbegrijpelijk en door het Hof onvoldoende gemotiveerd waarom het Hof meende aan deze stellingen van beide partijen te kunnen voorbijgaan en het Hof had de eerste grief gegrond moeten verklaren en Freudenberg c.s. alsnog in hun verzoek niet-ontvankelijk moeten verklaren.
B
Teneinde te voorkomen dat Mr Polak de dag nadat het Hof in het arrest de eerste grief gegrond had bevonden en Freudenberg c.s. niet-ontvankelijk had verklaard, op het verzoek op naam van Atradius Credit Insurrance N.V. een faillissementsrekest zou indienen bij de Rechtbank te Amsterdam hebben partijen een akkoord gesloten zoals bevestigd wordt in het zoal even genoemde schrijven van Mr Polak van 27 april van dit jaar aan het Hof. Ten onrechte overweegt het Hof dan ook in het litigieuze arrest als weergegeven in dat arrest in de rechtsoverweging 3.3 t/m rechtsoverweging 3.6.2, zulks ten onrechte nu tussen partijen vaststaat dat dat akkoord gesloten is, dat één en ander bevestigd wordt in de fax van 20 april 2006 gericht aan Hesco Holding B.V. van A.O.W. Korver, waarvan belangrijke onderdeling zijn geciteerd in het arrest. Hesco c.s. heeft dus met de ‘kredietverzekeringsmaatschappij Atradius’ dat akkoord gesloten en deswege was voor een faillissement geen plaats meer. Overigens had een verstandig Hof de zaak aangehouden als het Hof nog nadere vragen had met betrekking tot dat akkoord. De gevolgen van de faillietverklaring van Hesco c.s. zijn immers te ernstig om over één nacht ijs te gaan en is de beschikking op dit punt volstrekt ongenoegzaam gemotiveerd.
C
Ten onrechte overweegt het Hof in het arrest hetgeen is verwerkt in rechtsoverweging 3.7; zulks ten onrechte nu immers Freudenberg c.s. geen enkel belang meer hebben bij het faillissement. Immers niet Freudenberg c.s. is in deze degene die een opeisbare vordering hebben tegen Hesco c.s. maar de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius en bovendien is tussen Atradius en Hesco c.s. een akkoord gesloten waarbij alle partijen hebben verklaard zich te kunnen vinden in gedeeltelijke betalingen van alle in aanmerkingkomende schulden. Daarnaast zo blijkt uit de correspondentie die is overgelegd is ook een bedrag van € 20.000,- gereserveerd om de curator te betalen voor het werk dat hij in deze heeft moeten verrichten, althans heeft verricht, zodat het nogal voor de hand ligt dat waar er geen belang meer is bij de faillietverklaring hier slechts sprake kan zijn van misbruik van recht. Ook op dit punt is het arrest van het Hof volstrekt onvoldoende gemotiveerd.
Dat op dit moment noch de processenverbaal van de zittingen van de Rechtbank noch het procesverbaal van de zitting van het Hof voor handen is.
Dat derhalve Hesco c.s. zich het recht voorbehoudt deze middelen aan te vullen en uit te breiden na kennisnemen van de inhoud van de processenverbaal voornoemd.
Dat vervolgens Hesco c.s. uw Hoge Raad verzoekt hen in de gelegenheid te stellen dit cassatieverzoek zonodig — schriftelijk — nader toe te lichten door middel van een schriftelijke toelichting;
Redenen waarom
Hesco c.s., verzoekers tot cassatie, zich wenden tot de Hoge Raad der Nederlanden op grond van vorenstaand middel althans op grond van één van de onderdelen van dat middel te vernietigen het arrest waartegen dit middel zich richt met zodanige verdere behandeling en beslissen als uw Hoge Raad zal vermenen dat in goede justitie behoort, kosten rechtens
's‑Gravenhage, [16] mei 2006
[naam advocaat]