RAR 2006, 109
Ontslag op staande voet. Moet de dringende reden in de ontslagbrief in zijn geheel komen vast te staan?
HR 16-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6109
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 juni 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser; A-G Timmerman
- Zaaknummer
C05/032HR
- LJN
AW6109
- JCDI
JCDI:ADS870612:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AW6109, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AW6109, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑01‑2005
- Wetingang
BW art. 7:677; BW art. 7:687
Essentie
Is een ontslag op staande voet geldig als slechts een gedeelte van de dringende reden in rechte komt vast te staan?
Samenvatting
Werknemer is in 1994 bij werkgever in dienst getreden als hypotheekadviseur. In december 2000 wordt werkgever geconfronteerd met klachten over werknemer, geuit door twee vrouwelijke cliënten. De werknemer is — na onderzoek — op 1 januari 2001 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief beschrijft de verklaringen van de beide cliënten. Een cliënte verklaart dat werknemer tijdens een bezoek aan zijn huis handtastelijk en onder invloed van alcoholhoudende drank was. De andere cliënte verklaart onder meer dat zij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.