NJ 2007, 447
HR, 14-04-2006, nr. C04/352HR, nr. C05/043HR: AbvaKabo/UvA
HR 14-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9722 (AbvaKabo/UvA)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 april 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/352HR
C05/043HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
AU9722
- Roepnaam
AbvaKabo/UvA
- JCDI
JCDI:ADS111644:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AU9722, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AU9722, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑04‑2006
- Wetingang
BW art. 3:305a, 7:610, 7:610a
Essentie
Overeenkomst tussen universiteit en beurspromovendi: arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW? Devolutieve werking hoger beroep.
Nu in hoger beroep de toewijsbaarheid van de vordering van thans eisers tot cassatie opnieuw aan de orde was, had de rechtbank als appelrechter ook in haar onderzoek moeten betrekken het door thans verweerster in cassatie in hoger beroep niet prijsgegeven verweer dat eisers ingevolge het bepaalde in art. 3:305a lid 2 BW in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Falende cassatieklachten tegen het oordeel van de rechtbank dat tussen verweerster, de Universiteit van Amsterdam, en de vanaf ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.