JOL 2003, 305
Cassatie; ontvankelijkheid: vóór uitbrengen van cassatiedagvaarding meerderjarig geworden verweerder. Testament; uitleg erfstelling ‘mijn (aanstaande) echtgenote en haar kinderen’.
HR 06-06-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7003
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 juni 2003
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C01/341HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AF7003
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF7003, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑06‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF7003, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑06‑2003
Essentie
Cassatie; ontvankelijkheid: vóór uitbrengen van cassatiedagvaarding meerderjarig geworden verweerder. Testament; uitleg erfstelling ‘mijn (aanstaande) echtgenote en haar kinderen’.
Nu thans verweerder in cassatie sub 2 vóór het uitbrengen van de cassatiedagvaarding meerderjarig is geworden en dit aan thans eiseres tot cassatie kenbaar was, had eiseres deze verweerder zelf moeten dagvaarden en niet zijn wettelijk vertegenwoordigster; zij is derhalve in zoverre niet-ontvankelijk. Met toepassing van art. 81 RO verworpen cassatieklachten tegen 's Hofs oordeel dat de in het testament gebruikte bewoordingen, waarin als erfgenamen zijn aangewezen ‘mijn (aanstaande) echtgenote en de kinderen van mijn genoemde (aanstaande) echtgenote’ voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.