JOL 2003, 79
Vordering ter zake uitoefening door ontvanger van zijn taak: ontvankelijkheid i.g.v. dagvaarding Staat.
HR 31-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3638
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 januari 2003
- Magistraten
R. Herrmann, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C02/169HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AF3638
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF3638, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑01‑2003
Essentie
Vordering ter zake uitoefening door ontvanger van zijn taak: ontvankelijkheid i.g.v. dagvaarding Staat.
Gelet op de tekst van en de toelichting bij art. 3 lid 3 Iw. 1990 moet worden aangenomen dat in alle rechtsgedingen voortvloeiende uit de uitoefening door de ontvanger van zijn taak, uitsluitend de ontvanger kan worden gedagvaard.
Partij(en)
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën), te 's‑Gravenhage, eiser tot cassatie, adv. mr. H.D.O. Blauw,
tegen
[Verweerder], te [woonplaats], verweerder in cassatie, niet verschenen.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie — verder te noemen: [verweerder] — heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.