JOL 2002, 452
Huur woonruimte. Verboden onderhuur?; bewijslast; tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt?; essentiële stelling.
HR 13-09-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2343
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 september 2002
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/291HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
AE2343
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE2343, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE2343, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑09‑2002
Essentie
Huur woonruimte. Verboden onderhuur?; bewijslast; tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt?; essentiële stelling.
Nu de verhuurder ontbinding van de overeenkomst vordert en daartoe onder meer stelt dat de huurder de woning onderverhuurt zonder het aanhouden van ‘zelfbewoning’, rust de bewijslast ter zake op de verhuurder. Het oordeel van de Rechtbank dat de huurder door het overtreden van het verbod van wederverhuur is tekortgeschoten in de nakoming en dat ontbinding van de overeenkomst dan gerechtvaardigd is, wordt in cassatie terecht bestreden met de klacht dat de Rechtbank bij dat oordeel heeft verzuimd in te gaan op essentiële stellingen van de huurder inhoudende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.