HR, 18-01-2002, nr. C00/115HR
ECLI:NL:HR:2002:AD6623
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18-01-2002
- Zaaknummer
C00/115HR
- LJN
AD6623
- Roepnaam
Steins/APS
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2002:AD6623, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑01‑2002; (Cassatie)
- Vindplaatsen
JOR 2002/59
Uitspraak 18‑01‑2002
Inhoudsindicatie
-
18 januari 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/115HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats], België,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W.J. Haeser,
t e g e n
de rechtspersoon naar Deens recht TEXTILE COMPANY APS, zonder bekend adres,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Textile - heeft bij exploit van 21 februari 1997 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en gevorderd [eiser] te veroordelen tot vergoeding van schade, die Textile door onrechtmatig handelen van [eiser] heeft geleden - als in het lichaam van de dagvaarding omschreven -, op te maken bij staat.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 11 juni 1998 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Textile hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiser] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 7 december 1999 heeft het Hof in het principaal en incidenteel hoger beroep, het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld tot de voldoening van hetgeen Textile heeft betaald aan Lik Fung Garment Trade Ltd. te Hong Kong (hierna: Lik Fung) terzake de schade van Lik Fung door het onrechtmatig handelen van [eiser] als in rov. 4.6 van zijn arrest overwogen, welk bedrag dient te worden opgemaakt bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, 21 februari 1997 tot aan de dag van algehele voldoening.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Textile is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] was in de periode van 1989 tot 17 juni 1996 enig bestuurder/zaakvoerder van Romanel BVBA te Zutendaal, België (verder: Romanel). Romanel had een nevenvestiging te Maastricht. Op het vestigingsadres van Romanel te Maastricht was ook gevestigd [...] Holding B.V., waarvan [eiser] de aandelen hield.
(ii) Lik Fung verkocht in 1992 aan Romanel 297 dozen trainingspakken voor $ 84.240. Textile nam via een intermediair het vervoer van de verkochte trainingspakken op zich. Zij voerde de trainingspakken via Denemarken in op het grondgebied van de Europese Unie en leverde ze overeenkomstig afspraak af op het adres van Romanel te Maastricht op 19 maart 1992.
(iii) De vervoerovereenkomst hield onder meer in dat Textile de trainingspakken diende af te leveren tegen afgifte van het desbetreffende originele cognossement. Bij de aflevering van de trainingspakken bleef afgifte van het cognossement echter uit. Romanel betaalde niet bij de ontvangst.
(iv) Romanel is na de aflevering zonder afgifte van het cognossement door (vertegenwoordigers van) Lik Fung aangesproken hetzij tot betaling van de door haar gekochte zaken hetzij tot teruggave daarvan. Romanel heeft noch het een noch het andere gedaan.
(v) Lik Fung heeft bij faxbericht van 26 juni 1992 aan Romanel meegedeeld dat de trainingspakken dienden te worden teruggegeven indien betaling ervan zou uitblijven.
(vi) Op 3 en 4 november 1992 is ten verzoeke van Textile conservatoir beslag gelegd op de trainingspakken op het vestigingsadres van Romanel te Maastricht. Nadat [...] Holding B.V. in staat van faillissement was verklaard, verklaarde de curator in dit faillissement dat hij geen dozen met trainingspakken had aangetroffen.
(vii) Textile heeft Romanel in 1992 gedagvaard en gevorderd dat Romanel zal worden veroordeeld tot vergoeding van schade bestaande uit de door haar te vergoeden koopprijs van $ 84.240 en Dkr 75.207 aan invoerrechten. De rechtbank te Maastricht heeft deze vordering toegewezen bij vonnis van 20 juni 1996. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld zodat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
(viii) Romanel is in 1996 in staat van faillissement verklaard. Romanel heeft geen vergoeding aan Textile betaald.
(ix) Romanel heeft bij brief van 2 juli 1992, door [eiser] ondertekend, aan (de vertegenwoordiger van) Lik Fung meegedeeld dat teruggave van het geleverde eerst kon plaatsvinden nadat Lik Fung een vrijwaring had verstrekt van betaling van "zowel goederen en kosten" en een regeling getroffen zou zijn van opslag van goederen. Op een daarop volgende vraag van Lik Fung tot opgave van de opslagkosten antwoordde [eiser] slechts dat naast de opslagkosten een vrijwaring van betaling zou moeten worden gegeven.
(x) De verzekeraar van Lik Fung heeft Textile voor het door haar aan Lik Fung vergoede gedeelte van de gederfde koopsom aansprakelijk gesteld op de grond dat zij het verkochte niet aan Romanel had mogen afleveren zonder afgifte van het cognossement.
3.2.1 In dit geding vordert Textile vergoeding door [eiser] van door Textile geleden schade hierin bestaande dat zij de door Lik Fung geleden schade heeft moeten vergoeden omdat zij bij de uitvoering van de vervoerovereenkomst een fout heeft gemaakt, te weten afgifte van de trainingspakken zonder afgifte van het cognossement te verlangen. Deze vordering heeft Textile erop gegrond dat [eiser] van de door Textile gemaakte fout heeft geprofiteerd en onrechtmatig heeft gehandeld door, ofschoon hij het als enig bestuurder van Romanel in zijn macht had de trainingspakken te retourneren, dit laatste niet te doen en nadien de in beslag genomen zaken niet te bewaren. Aldus heeft [eiser] volgens Textile ook jegens haar onrechtmatig gehandeld.
3.2.2 De Rechtbank heeft de vordering van Textile afgewezen. Zij oordeelde dat [eiser] weliswaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens degenen aan wie de trainingspakken toebehoorden door de trainingspakken niet aan hen terug te geven. Textile was echter naar het oordeel van de Rechtbank slechts vervoerder en kon niet zelf aanspraak maken op afgifte van de trainingspakken zodat de door Textile ingeroepen norm niet strekte tot bescherming tegen schade als door Textile geleden.
3.2.3 Het Hof heeft in het door [eiser] ingestelde incidenteel beroep geoordeeld dat [eiser] het als enig bestuurder van Romanel in zijn macht had teruggave van de trainingspakken te bewerkstelligen. Door dit niet te doen raakte [eiser], naar 's Hofs oordeel, ook persoonlijk jegens Textile aansprakelijk. Het heeft de grieven van [eiser] verworpen. In het principaal appel heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank vernietigd en [eiser] veroordeeld om aan Textile te voldoen hetgeen Textile heeft betaald aan Lik Fung ter zake van de schade van Lik Fung door het onrechtmatig handelen van [eiser] als in 4.6 van 's Hofs arrest is overwogen, op te maken bij staat.
Het middel keert zich tegen 's Hofs arrest en de gronden waarop het rust.
3.3.1 De onderdelen 1.1 en 1.2 zijn gericht tegen 's Hofs oordeel in zijn rov. 4.4 en 4.5 waar het Hof oordeelt, samengevat, dat door afname van de trainingspakken zonder betaling, voor Romanel de verplichting was ontstaan om aan het verzoek tot teruggave gevolg te geven. Met het verzoek tot teruggave doelt het Hof klaarblijkelijk op het hiervoor in 3.1 onder (v) vermelde faxbericht. Het Hof heeft klaarblijkelijk in het voetspoor van rov. 3.1 van het vonnis van de Rechtbank geoordeeld dat in dit geding ervan moet worden uitgegaan dat Romanel zowel jegens Lik Fung als jegens Textile gehouden was tot teruggave van de onderhavige trainingspakken, nu dit oordeel in hoger beroep niet was bestreden. Het Hof heeft immers de eerste en derde grief van [eiser] blijkens zijn rov. 4.4 aldus opgevat dat [eiser] alleen het oordeel van de Rechtbank dat hij persoonlijk gehouden was de trainingspakken terug te geven in hoger beroep wilde bestrijden. Daarom kon het Hof in het midden laten op welke rechtsgrond de zo-even bedoelde verplichting van Romanel berustte. De onderdelen falen derhalve.
3.3.2 Onderdeel 1.3 is gericht tegen 's Hofs rov. 4.4. Het neemt tot uitgangspunt dat het Hof geoordeeld heeft dat Romanel jegens Textile als vervoerder contractueel tot teruggave was gehouden. Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Waar het Hof in zijn rov. 4.4 overweegt: "Het was Romanel die contractueel jegens Lik Fung als verkoper en jegens Textile als vervoerder gehouden was tot deze teruggave na het niet voldoen van de koopprijs", moet deze overweging aldus worden begrepen dat alleen de door het Hof aangenomen verplichting van Romanel tot teruggave van de trainingspakken aan Lik Fung haar grondslag vond in de koopovereenkomst. Ten aanzien van de verhouding Romanel - Textile was het Hof kennelijk van oordeel dat Romanel jegens Textile onrechtmatig handelde door de trainingspakken niet aan haar af te geven. Het onderdeel mist dus feitelijke grondslag.
3.4.1 Onderdeel 2.1 gaat ervan uit dat de onderdelen 1.1 - 1.3 gegrond zijn. Nu dit niet het geval is, kan onderdeel 2.1 niet tot cassatie leiden.
3.4.2 Onderdeel 2.2 verwijt het Hof dat het heeft miskend dat voor het oordeel dat [eiser] onrechtmatig jegens Textile heeft gehandeld meer is vereist dan de hiervoor in 3.1 onder (i) - (iii) vermelde feiten.
In hetgeen het Hof heeft vastgesteld ligt het volgende besloten. [eiser], de enige bestuurder van Romanel, heeft zich persoonlijk actief beziggehouden met de onderhavige transactie, hetgeen onder meer blijkt uit ondertekening door [eiser] van de hiervoor in 3.1 onder (viii) genoemde brief van 2 juli 1992 van Romanel aan (de vertegenwoordiger van) Lik Fung. [Eiser] wist dat de afgeleverde trainingspakken niet werden betaald noch teruggegeven terwijl hij in de positie was de trainingspakken terug te geven. Het Hof heeft voorts kennelijk, en gelet op de omstandigheid dat Romanel in 1996 in staat van faillissement is verklaard, niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat [eiser] wist dat onwaarschijnlijk was dat de voor de trainingspakken verschuldigde koopprijs zou worden voldaan. Daarvan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat [eiser], gelet op de omstandigheden van het geval, ter zake van het niet teruggeven van de trainingspakken persoonlijk een verwijt treft en dat hij aldus een hem persoonlijk toerekenbare onrechtmatige daad jegens Textile heeft gepleegd. Opgevat als zo-even is weergegeven, geeft 's Hofs oordeel niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk. Het is voor het overige zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat het in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. 's Hofs oordeel is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.
3.4.3 Onderdeel 2.3 verwijt het Hof te hebben miskend dat het voor de persoonlijke aansprakelijkheid van [eiser], anders dan het Hof in zijn rov. 4.5 heeft geoordeeld, niet van belang is dat [eiser], als bestuurder van Romanel, niet een vrijwaring voor de door Lik Fung reeds aangekondigde schadevergoedingsaanspraken mocht verlangen.
Ook dit onderdeel kan niet tot cassatie leiden. 's Hofs oordeel dat [eiser] persoonlijk jegens Textile aansprakelijk is wordt niet gedragen door de door het onderdeel aangevallen overweging van het Hof. Het Hof heeft zijn oordeel dat [eiser] persoonlijk jegens Textile aansprakelijk is immers niet erop gegrond dat [eiser] niet bevoegd was om de teruggave afhankelijk te stellen van het verlenen van een vrijwaring, maar op de hiervoor onder 3.4.2 vermelde feiten.
3.5 Onderdeel 3, dat voortbouwt op de onderdelen 1.1 - 1.3 en 2.1 - 2.3, moet het lot ervan delen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Textile begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 januari 2002.