HR, 07-12-2001, nr. R01/083HR
ECLI:NL:HR:2001:AD4496
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
07-12-2001
- Zaaknummer
R01/083HR
- Conclusie
(wijziging statuten stichting)
- LJN
AD4496
- Roepnaam
Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2001:AD4496, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2001
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AD4496
ECLI:NL:HR:2001:AD4496, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑12‑2001; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4496
- Wetingang
- Vindplaatsen
Conclusie 07‑12‑2001
(wijziging statuten stichting)
Partij(en)
Nr. R 01/083 HR
(wijziging statuten stichting)
Mr. Mok
Parket, 21 september 2001
conclusie inzake
- 1.
[Verzoeker 1]
- 2.
[Verzoeker 2]
- 3.
[Verzoeker 3]
tegen
[Verweerder]
1.
Verzoekers van cassatie vormen tezamen het bestuur van de stichting Henriëtte Sara de Lanoy Meijer Stichting (de stichting).
Deze stichting heeft zich op 14 juni 2000 tot de rechtbank te Utrecht gewend met het verzoek om overeenkomstig artikel 2:294, lid 1, BW de statuten van de stichting te wijzigen.
De rechtbank heeft dit verzoek bij beschikking van 20 juli 2000 toegewezen.
2.
Verweerder in cassatie ([verweerder]) is in eerste aanleg niet verschenen.
[Verweerder], die op 13 november 2000 telefonisch en op 14 november 2000 schriftelijk op de hoogte is gesteld van de beschikking van de rechtbank(1), heeft bij appelrekest van 11 januari 2001 (welk rekest op dezelfde dag bij het hof is binnengekomen) hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
3.
Het hof heeft [verweerder] ontvankelijk geacht in zijn hoger beroep, daarbij in aanmerking nemende dat [verweerder] een ("andere") belanghebbende is in de zin van artikel 429n, lid 2 Rv. (ro. 2.10).
Het hof heeft bij beschikking van 26 april 2001 de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot wijziging van de statuten afgewezen.
4.
De stichting heeft tijdig(2) - onder aanvoering van een twee middelen bevattend cassatieverzoek - beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. In cassatie gaat het erom of 's hofs oordeel dat [verweerder] ontvankelijk is in zijn hoger beroep, juist is.
5.
Middel 1 betoogt dat sprake is van schending van artikel 996, aanhef en onder d, Rv., althans dat de beschikking van het hof aan een motiveringsgebrek lijdt, omdat het hof [verweerder] in zijn hoger beroep ontvankelijk heeft verklaard, terwijl de termijn van twee maanden, genoemd in artikel 996, aanhef en onder d, Rv., is overschreden.
6.
Artikel 996, aanhef en onder d, Rv. bepaalt dat in zaken tot wijziging van de statuten van een stichting hoger beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden na dagtekening van de eindbeschikking. Een bepaling volgens welke andere belanghebbenden binnen twee maanden nadat de beschikking hun op andere wijze (dan door betekening) bekend is geworden, hoger beroep kunnen instellen (zoals art. 429n, lid 2, Rv. bevat), komt in art. 996 niet voor.
Artikel 996 derogeert als lex specialis aan de regeling van artikel 429n, lid 2, tweede zin Rv(3).
7.
De stichting heeft voor het eerst in cassatie een beroep gedaan op artikel 996 Rv.
De appeltermijn is evenwel van openbare orde(4). Een procespartij kan het recht om een beroep te doen op een bepaling van openbare orde niet verliezen door haar in een eerder stadium van de procedure ingenomen houding.(5)
8.
Het hof had [verweerder] derhalve ambtshalve niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn hoger beroep. Daaraan doet niet af dat, zoals [verweerder] in cassatie stelt, [verweerder] door toedoen van de stichting niet op de hoogte was van de procedure voor de rechtbank. Middel 1 slaagt dan ook.
Middel 2, dat uitgaat van de fictieve situatie dat artikel 429n, lid 2, Rv. van toepassing is, behoeft geen behandeling.
De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen.
De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 26 april 2001 en tot niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder] in zijn hoger beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
plv.
1. Zie de brief van de Officier van Justitie te Utrecht van 14 november 2000 in het kader van het bepaalde in art. 2:297 BW, laatste bijlage bij het appelrekest. ([verweerder] had zich reeds bij brief van 20 maart 2000 tot de Hoofdofficier van Justitie gewend.)
2. Binnen twee maanden.
3. HR 28 februari 1997, NJ 1997, 318; zie ook P. Vlas, Burgerlijke Rechtsvordering (losbl.), aant. 3 bij art. 996.
4. HR 17 maart 2000, NJ 2001, 164, ro. 3.4.
5. Veegens/Korthals Altes/Groen, Cassatie, 1989, nr. 130, p. 246.
Uitspraak 07‑12‑2001
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
7 december 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/083HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoeker 2],
3. [Verzoeker 3],
allen wonende te [woonplaats],
tezamen vormende het bestuur van: de stichting "Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting", gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 14 juni 2000 ter griffie van de Rechtbank te Utrecht ingediend verzoekschrift hebben verzoekers tot cassatie - verder gezamenlijk te noemen: het bestuur - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht de statuten van de stichting "Henriëtte Sara De Lanoy Meijer Stichting" te Driebergen-Rijsenburg - hierna: de stichting - te wijzigen in die zin dat artikel 2 als volgt komt te luiden:
"De Stichting heeft ten doel het geven van financiële en morele steun aan bij voorkeur Protestantse inwoners van de gemeente Driebergen-Rijsenburg, die tengevolge van hun leeftijd of andere redenen deze steun behoeven, dan wel aan bij voorkeur in de gemeente Driebergen-Rijsenburg gevestigde Protestantse kerkgenootschappen of aan in die gemeente gevestigde instellingen of rechtspersonen met een bij voorkeur Protestantse signatuur en voor wat betreft deze laatstbedoelde instellingen en rechtspersonen met een sociaal-culturele doelstelling, een en ander te bepalen door het bestuur", dan wel op zodanige wijze als de Rechtbank juist zal achten.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 20 juli 2000 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] heeft verzocht de beschikking van de Rechtbank te vernietigen en het verzoek tot wijziging van de statuten van de stichting af te wijzen, althans zodanige wijziging aan te brengen dat het doel van de stichting beperkt blijft tot natuurlijke personen.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Na mondelinge behandeling van de zaak op 6 maart 2001, heeft het Hof bij beschikking van 26 april 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot wijziging van de statuten van de stichting afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft het bestuur beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de beschikking van het Hof en tot niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder] in zijn hoger beroep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1
Bij de bestreden beschikking heeft het Hof, zoals hiervoor onder 1 reeds vermeld, een beschikking van de Rechtbank waarbij op verzoek van het bestuur de statuten van de stichting waren gewijzigd, op een door [verweerder] daartegen ingesteld hoger beroep vernietigd en het verzoek tot wijziging van de statuten alsnog afgewezen.
3.2
Bij middel I wordt met een beroep op art. 996, aanhef en onder d, Rv. betoogd dat het Hof ten onrechte [verweerder] in zijn hoger beroep heeft ontvangen.
3.3
Genoemde bepaling houdt in dat in zaken als de onderhavige, strekkende tot wijziging van de statuten van een stichting, het hoger beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden na de dagtekening van de eindbeschikking. Deze bepaling, die in afwijking van art. 429n lid 2 Rv. een bijzondere appèltermijn inhoudt, is van openbare orde en behoort daarom door de rechter ambtshalve te worden toegepast.
3.4
In aanmerking genomen dat de beschikking van de Rechtbank als dagtekening 20 juli 2000 vermeldt en dat voorts het beroepschrift van [verweerder] eerst op 11 januari 2001 bij het Hof werd ingediend, had het Hof derhalve [verweerder] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren, zodat het middel slaagt. De Hoge Raad kan zelf de zaak in deze zin afdoen.
3.5
Een en ander brengt mee dat het bestuur bij een behandeling van middel II geen belang heeft.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 april 2001;
verklaart [verweerder] in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 20 juli 2000 niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 december 2001.