JOL 2001, 551
Invordering. Geldigheid dwangbevel bij ontbreken schriftelijk mandaatsbesluit; geen benadeling. Verzetprocedure: marginale toetsing belastingplicht.
HR 19-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3635
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 oktober 2001
- Magistraten
P. Neleman, G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/114HR
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
ZC3635
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3635, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3635, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑10‑2001
Essentie
Invordering. Geldigheid dwangbevel bij ontbreken schriftelijk mandaatsbesluit; geen benadeling. Verzetprocedure: marginale toetsing belastingplicht.
In 's Hofs overwegingen ligt oordeel besloten dat betrokkene niet is benadeeld door het aan het dwangbevel klevende formele gebrek (het ontbreken van een schriftelijk mandaatsbesluit); derhalve moet worden aangenomen dat — in overeenstemming met het beginsel dat ten grondslag ligt aan art. 6:22 Awb — dit gebrek niet tot nietigheid van het dwangbevel leidt. Uit het karakter van het dwangbevel als executoriale titel vloeit niet voort dat de omstandigheid dat een mandaat niet schriftelijk is verleend, voor de toepassing van art. 90 Rv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.