JOL 2001, 390
Wet BOPZ. ‘Deelbeschikking’ (gedeeltelijke toewijzing/gedeeltelijke aanhouding).
HR 22-06-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB2240
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 juni 2001
- Magistraten
P. Neleman, G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R01/014HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AB2240
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB2240, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑06‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB2240, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2001
Essentie
Wet BOPZ. ‘Deelbeschikking’ (gedeeltelijke toewijzing/gedeeltelijke aanhouding).
De rechter dient in beginsel binnen de in art. 17 lid 2 Bopz gestelde termijn te beslissen op de vordering van de O.v.J doch hij kan o.g.v. bijzondere omstandigheden zoals deze dat het niet mogelijk is gebleken de patiënt tijdig te horen, de beslissing m.b.t de totale duur van de periode van het voortgezette verblijf voor een korte termijn aanhouden.
Samenvatting
Partij(en)
[Verzoeker], te [woonplaats], verzoeker tot cassatie, adv. mr. G.E.M. Later.
Voorgaande uitspraak
(Verzoeker), te (woonplaats), verzoeker tot cassatie, adv. mr. G.E.M. Later.