JOL 2001, 158
Wet BOPZ. Geding na verwijzing; nieuwe feiten; nieuwe tijdsduur zonder aftrek.
HR 02-03-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0384
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 maart 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R00/158HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AB0384
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB0384, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑03‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB0384, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑03‑2001
Essentie
Wet BOPZ. Geding na verwijzing; nieuwe feiten; nieuwe tijdsduur zonder aftrek.
Na vernietiging en verwijzing dient rechter de destijds ingediende vordering tot voorlopige machtiging opnieuw te beoordelen op basis van feiten en omstandigheden die zich t.t.v. nieuwe beslissing voordeden. De tijd gedurende welke betrokkene krachtens de eerste (in cassatie vernietigde) machtiging opgenomen is geweest, kan niet op de tijdsduur van de onderhavige machtiging in mindering worden gebracht.
Samenvatting
Partij(en)
[Verzoeker], te [woonplaats], verzoeker tot cassatie, adv. mr. P. Garretsen.
Voorgaande uitspraak
(Verzoeker), te (woonplaats), verzoeker tot cassatie, adv. mr. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.