HR, 05-01-2001, nr. C99/115HR
ECLI:NL:PHR:2001:AA9311
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
05-01-2001
- Zaaknummer
C99/115HR
- LJN
AA9311
- Roepnaam
Multi Vastgoed/Nethou
Plaza gebouw
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2001:AA9311, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑01‑2001; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AA9311
ECLI:NL:PHR:2001:AA9311, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑01‑2001
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AA9311
- Vindplaatsen
RV 2014/107 met annotatie van prof. mr. S.E. Bartels, mr. A.J. van der Lely, prof. mr. A.I.M. van Mierlo
RV 2014/107 met annotatie van prof. mr. S.E. Bartels, mr. A.J. van der Lely, prof. mr. A.I.M. van Mierlo
Uitspraak 05‑01‑2001
Inhoudsindicatie
-
5 januari 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/115HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
MULTI VASTGOED B.V., gevestigd te Gouda,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mrs. R.S. Meijer en L.M. Schreuders-Ebbekink,
t e g e n
ONROEREND GOED MAATSCHAPPIJ NETHOU B.V., gevestigd te Zeist,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.K. Franx.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Nethou - heeft met twee anderen, die in cassatie geen procespartij meer zijn, bij exploit van 19 januari 1995 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Multi Vastgoed - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Multi Vastgoed te bevelen:
primair: op haar kosten de gehele gevelbeplating van het project Rotterdam Plaza te vervangen door deugdelijke beplating conform het bestek, onder gehoudenheid tot verlening van een nieuwe garantie conform de in het petitum van de dagvaarding vermelde bestekgarantie;
subsidiair: tot betaling van alle kosten gepaard gaande met de volledige vervanging van de gevelbeplating door deugdelijk materiaal, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans tot betaling van een bijdrage in genoemde kosten tot een bedrag dat de Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
Multi Vastgoed heeft de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 17 januari 1996 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door Nethou en bij eindvonnis van 24 december 1996 de primaire vordering van Nethou toegewezen.
Tegen beide vonnissen heeft Multi Vastgoed hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Multi Vastgoed heeft op 20 maart 1997 een verzoekschrift ex art. 227 lid 2 Rv. ingediend strekkende tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek, welk verzoek het Hof bij beschikking van 19 augustus 1997 heeft afgewezen.
Bij arrest van 15 december 1998 heeft het Hof de bestreden vonnissen bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Multi Vastgoed beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nethou heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die staan vermeld in punt 1.1 van de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer.
3.2 De door Nethou tegen Multi Vastgoed ingestelde vordering strekte - kort samengevat en voor zover thans van belang - primair tot vervanging van de gehele gevelbeplating van het Plazagebouw te Rotterdam en subsidiair tot betaling van de kosten van de gehele vervanging van deze gevelbeplating door deugdelijk materiaal, althans een bijdrage in de kosten. De Rechtbank heeft in haar eindvonnis de primaire vordering toegewezen. Het Hof heeft dit vonnis bekrachtigd.
3.3 Het Hof heeft in rov. 4 de verweren van Multi Vastgoed samengevat. Het verweer onder c houdt het volgende in. De gevraagde, complete vervanging van alle panelen is disproportioneel. Herstel als vorm van schadevergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de ernst c.q. aard van het te herstellen gebrek. De vervanging van enkele, in het oog lopende, panelen boven de hoofdingang en bij de inrit van de parkeergarage zou, gevoegd bij een extra, aangepast gevelonderhoudsprogramma op kosten van Multi Vastgoed, een adequaat antwoord zijn op de geconstateerde filiforme corrosie (verder: FFC).
Het Hof heeft in zijn rov. 13 en 14 dit verweer verworpen. Het overwoog dat (i) in het licht van de door Multi Vastgoed aan Nethou verstrekte garanties sprake is van een substantiële tekortkoming en dat het door haar aangeboden herstel zodanig op gespannen voet staat met deze garanties dat het volstrekt ontoereikend is, alsmede (ii) dat de kosten van gehele vervanging weliswaar aanzienlijk zijn - het Centrum voor Onderzoek & Technisch Advies B.V. begroot deze op een bedrag van ƒ 6.000.000,--, maar bezien tegen de achtergrond van het met de turnkey-levering gemoeide bedrag van ƒ 157.000.000,-- niet buiten-proportioneel en dat de zogenaamde correctiemethode onbetwist teveel onaanvaardbare risico's met zich brengt, zoals het risico van beschadiging van de gevelpanelen en de daarop aangebrachte isolatie alsmede het risico van kleurverschillen.
3.4 Het middel keert zich tegen de hiervoor in 3.3 weergegeven oordelen van het Hof met rechts- en motiveringsklachten.
3.5 Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Een garantieverplichting als hier aan de orde is brengt mee dat achterwege blijven van de gegarandeerde eigenschappen van een geleverde zaak - hier, kort gezegd, de deugdelijkheid van de gevelbeplating - zonder meer een tekortkoming oplevert van de debiteur. Niet bestreden is in dit geval dat van een zodanige tekortkoming sprake is. In beginsel heeft de crediteur dan de keuze tussen nakoming, voor zover deze nog mogelijk is (dat wil hier zeggen het alsnog aanbrengen van een gevelbeplating zonder FFC) en schadevergoeding in enigerlei vorm (in dit geval heeft Multi Vastgoed aangeboden vervanging van enkele panelen en een aangepast gevelonderhoudsprogramma op haar kosten). De crediteur is evenwel niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gebonden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen. Zulks komt bij voorbeeld tot uiting in art. 7:21 BW voor het geval een afgeleverde zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, alsmede in art. 7.12.8 Ontw. BW voor het geval van aanneming van werk, en er is geen grond uit deze bepalingen af te leiden dat een overeenkomstige regel bij andere gevallen van aflevering van een ondeugdelijke zaak niet behoort te worden gehanteerd.
3.6 Het in 3.5 overwogene betekent dat in een geval als het onderhavige een afweging dient plaats te vinden van de belangen van de crediteur, Nethou, tegenover die van de debiteur, Multi Vastgoed, met het oog op enerzijds de door Nethou verlangde nakoming en anderzijds de door Multi Vastgoed aangeboden vorm van schadevergoeding. Dat het Hof deze belangenafweging heeft verricht, blijkt uit zijn rov. 13 en 14 (zie hiervóór in 3.3, laatste volzin). Het Hof is op grond van deze belangenafweging tot het oordeel gekomen dat Nethou aanspraak kan maken op complete vervanging van de gevelbeplating. Daarbij is het Hof blijkens deze rechtsoverwegingen, gelezen in samenhang met zijn rov. 9, kennelijk ervan uitgegaan dat de uitkomst van de belangenafweging niet anders is, indien aangenomen zou moeten worden dat - hetgeen het Hof in rov. 9 in het midden heeft gelaten - het onderhavige gebrek (FFC) slechts cosmetisch van aard is, dat het representatieve karakter van het gebouw door FFC niet wordt geschaad en dat de corrosie vanaf de openbare weg niet als storend wordt ervaren. Door aldus te oordelen heeft het Hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Deze belangenafweging is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard, dat zij in cassatie verder niet op haar juistheid kan worden getoetst. Het Hof was ook niet gehouden zijn oordeel dat Nethou aanspraak kan maken op complete vervanging van de gevelbeplating, nader te motiveren.
3.7 's Hofs verwerping in zijn rov. 15 van de stelling van Multi Vastgoed dat Nethou onredelijk bevoordeeld wordt door vervanging van de gevelbeplating, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Die verwerping is niet onbegrijpelijk, noch, in het licht van het debat van partijen in de feitelijke instanties, onvoldoende gemotiveerd.
3.8 Op al het vorenoverwogene stuit het middel geheel af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Multi Vastgoed in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nethou begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 5 januari 2001.
Conclusie 05‑01‑2001
Inhoudsindicatie
-
C 99/115 HR
Mr. Langemeijer
Zitting 6 oktober 2000
Conclusie inzake:
Multi Vastgoed B.V.
tegen
Onroerend Goed Maatschappij Nethou B.V.
Edelhoogachtbaar College,
In deze zaak heeft de rechter de vervanging van gebrekkige aluminium gevelplaten gelast. In cassatie wordt geklaagd over de verwerping van het verweer dat de kostbare vervanging in een wanverhouding staat tot de ernst van het gebrek.
1. De feiten en het procesverloop
1.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan(1):
1.1.1. Op 5 december 1989 is een overeenkomst gesloten, waarin thans-eiseres tot cassatie, Multi Vastgoed, zich onder meer jegens thans-verweerster in cassatie, Nethou, heeft verbonden tot het bouwen en "turnkey" leveren van een onroerend goedproject te Rotterdam. Voor de tekst van de relevante bepalingen van de overeenkomst alsmede voor de garantiebedingen, opgenomen in het protocol van levering d.d. 14 juni 1993, wordt verwezen naar het bestreden arrest.
1.1.2. Begin 1993 is door Wilma Bouw BV, de aannemer van Multi Vastgoed, plaatselijk (een begin van) corrosie geconstateerd op de randen van de gecoate aluminium gevelbeplating. Daarvan op de hoogte gesteld, heeft Multi Vastgoed op 28 april 1993 aan TNO verzocht een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de corrosie. Op 15 juni 1993 heeft Multi Vastgoed van TNO vernomen dat het gaat om zgn. filiforme corrosie.
1.1.3. Deze filiforme corrosie onstaat doordat, als gevolg van het omzetten van de plaatranden, de op de aluminiumplaat aangebrachte coating enigszins poreus is geworden op de buigradii; door de porositeit kunnen agressieve stoffen uit het milieu,
samen met water en zuurstof, door de coating heen dringen en (blaas- of draadvormige) corrosie van het aluminium onder de coating veroorzaken.
1.1.4. Nadat zij op 12 januari 1994 door Multi Vastgoed op de hoogte was gesteld van het probleem heeft Nethou, op grond van de resultaten van een op haar verzoek ingesteld deskundigenonderzoek, Multi Vastgoed in gebreke gesteld en - tevergeefs - aanspraak gemaakt op de volledige vervanging van de gevelbeplating.
1.1.5. In 1996 blijken de buigradii van vrijwel alle gevelpanelen in meer of mindere mate door filiforme corrosie te zijn aangetast.
1.2. Bij inleidende dagvaarding d.d. 19 januari 1995 heeft Nethou, tezamen met twee anderen die in cassatie geen rol meer spelen, Multi Vastgoed gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Zij heeft primair gevorderd dat Multi Vastgoed wordt gelast de gehele gevelbeplating te vervangen door een deugdelijke beplating onder verlening van een nieuwe garantie, een en ander overeenkomstig het bestek. Subsidiair heeft zij betaling gevorderd van de kosten van de volledige vervanging van de gevelbeplating door deugdelijk materiaal, althans een bijdrage in die kosten.
1.3. Bij vonnis van 17 januari 1996 heeft de rechtbank de twee andere eiseressen in hun vordering niet-ontvankelijk verklaard en de zaak naar de rol verwezen, om Nethou te laten toelichten waarom vervanging van de beplating de enig aangewezen wijze van herstel is en of deze alle platen dient te omvatten of slechts een deel ervan.
1.4. Nadat Nethou de gevraagde informatie had verschaft, heeft de rechtbank bij vonnis van 24 december 1996 de primaire vordering toegewezen.
1.5. Multi Vastgoed heeft tegen beide vonnissen hoger beroep ingesteld. Een tevens ingediend verzoek om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten, heeft het hof bij beschikking van 19 augustus 1997 afgewezen. Bij arrest van 15 december 1998 heeft het hof de beroepen vonnissen bekrachtigd.
1.6. Multi Vastgoed heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. Nethou heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk laten toelichten.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1. Het hof heeft in rov. 4 de verweren van Multi Vastgoed samengevat. Het verweer onder c houdt in:
"De gevraagde, complete vervanging van alle panelen is disproportioneel. Herstel als vorm van schadevergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de ernst c.q. aard van het te herstellen gebrek. De vervanging van enkele, in het oog lopende, panelen boven de hoofdingang en bij de inrit van de parkeergarage zou, gevoegd bij een extra, aangepast gevelonderhouds-programma op kosten van Multi, een adequaat antwoord zijn op de geconstateerde ffc [lees: filiforme corrosie]."
Het hof heeft dit verweer in de rov. 13 - 15 verworpen.
2.2. Het cassatiemiddel bevat de algemene klacht dat de redengeving in de rov. 13 en 14 de verwerping van de desbetreffende stellingen van Multi Vastgoed niet kan dragen. Onderdeel 1 klaagt in het bijzonder dat het hof niet het juiste criterium heeft toegepast: het hof zou hebben miskend dat Nethou - overeenkomstig art. 7:21 lid 1 onder b BW - slechts herstel in de vorm van een algehele vervanging van de gevelbeplating mag vorderen indien en voor zover Multi Vastgoed hieraan redelijkerwijs kan voldoen; dit criterium vereist een belangenafweging (subonderdeel 1.1). In deze maatstaf ligt volgens Multi Vastgoed besloten dat rekening wordt gehouden met de kosten voor Multi Vastgoed van een algehele vervanging van de platen, in relatie tot de aard en ernst van de ondeugdelijkheid (subonderdeel 1.2).
2.3. Het middel bestrijdt niet het oordeel dat de filiforme corrosie een tekortkoming is, welke aan Multi Vastgoed behoort te worden toegerekend. In de vaststellingen van het hof wordt, in navolging van partijen, gesproken over een turnkey-levering. De term turnkey - geen juridisch benoemde overeenkomst maar een marketing concept(2) - pleegt te worden gebruikt voor overeenkomsten waarbij de opdrachtnemer zowel het vervaardigen van het ontwerp als de uitvoering daarvan op zich neemt. De vraag of een turnkey-levering leidt tot aansprakelijkheid van de opdrachtnemer voor een gebrek aan het gebouwde, laat zich niet in het algemeen beantwoorden. De exacte inhoud van de verplichtingen van de opdrachtnemer zal telkens aan de hand van de overeenkomst - en van het Haviltex-criterium (NJ 1981, 635) - moeten worden bepaald. Het hof heeft hier, op grond van een uitleg van de overeenkomst en met name van de garantiebepalingen, de filiforme corrosie beschouwd als een gebrek, voor de afwezigheid waarvan Multi Vastgoed dient in te staan.
2.4. Het middel beroept zich, als gezegd, op art. 7:21 lid 1 BW. Dit artikellid luidt:
"Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan kan de koper eisen:
a. aflevering van het ontbrekende;
b. herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen;
c. vervanging van de afgeleverde zaak, tenzij de afwijking van het overeengekomene te gering is om dit te rechtvaardigen, dan wel de zaak na het tijdstip dat de koper redelijkerwijze met ongedaanmaking rekening moet houden, teniet of achteruit is gegaan doordat hij niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het behoud ervan heeft gezorgd."
Het gaat hier om de norm onder b en niet om die onder c; de gevorderde vervanging van de gevelplaten heeft te gelden als een herstel van het gebouw. De norm onder b is ontleend aan art. 42 lid 1 onder a LUVI. Of de verkoper redelijkerwijs aan de vordering tot herstel kan voldoen, wordt niet alleen bepaald door de feitelijke mogelijkheid van herstel, maar ook door het antwoord op de vraag of herstel in bedrijfseconomisch opzicht van de verkoper kan worden gevergd. De kosten van het herstel moeten in een redelijke verhouding staan tot de waarde van de zaak(3). De regel is van toepassing op koopovereenkomsten(4). In cassatie kan niet zonder onderzoek van feitelijke aard worden aangenomen dat deze regel ook voor de onderhavige overeenkomst geldt. Een overeenkomst waarin turnkey-levering is bedongen, kan, door de aard van hetgeen bedongen is en naar de mate waarin de opdrachtgever invloed uitoefent op het ontwerp, dicht tegen een koopovereenkomst aanzitten. In beginsel echter, gaat het om een aannemingsovereenkomst gecombineerd met een overeenkomst van opdracht tot ontwerpen. In appèl heeft Multi Vastgoed gewezen op een voorontwerp van wet (boek 7 titel 12 NBW), waarvan art. 7.12.8 lid 2 luidt: "De opdrachtgever kan vorderen dat de aannemer de gebreken binnen redelijke termijn wegneemt, tenzij de kosten van herstel in geen verhouding zouden staan tot het belang van de opdrachtgever bij herstel in plaats van schadevergoeding"(5). Hoe dan ook, m.i. kan in het midden blijven of de onderhavige turnkey-overeenkomst voldoende overeenstemming vertoont met een koopovereenkomst om de regel van art. 7:21 lid 1 onder b BW hier toe te passen. Het beroep op deze regel gaat om tweeërlei reden niet op.
2.5. Voor zover de klacht inhoudt dat het hof geen afweging heeft gemaakt van de kosten van herstel in verhouding tot de ernst van het gebrek, faalt zij bij gebreke van feitelijke grondslag. Het hof heeft in rov. 14 uitdrukkelijk een afweging gemaakt van de kosten van vervanging van de beplating (bijna f 6 miljoen) in verhouding tot de waarde van het project (ruim f 157 miljoen). Het hof heeft in rov. 14 bovendien rekening gehouden met de risico's, verbonden aan het alternatief: de in de gedingstukken beschreven correctiemethode. Het uiteindelijke resultaat van de afweging is m.i. te zeer verweven met waarderingen van feitelijke aard om in cassatie te worden getoetst.
2.6. In de s.t. van Nethou (punt 10) wordt bovendien terecht erop gewezen dat de regel van art. 7:21 lid 1 onder b BW aanvullend recht is. Het hof heeft op verscheidene plaatsen aangegeven dat Multi Vastgoed garanties heeft gegeven: zie in het bijzonder rov. 6, rov. 8 midden, rov. 9 en rov. 10, alle in cassatie onbestreden. Het hof heeft de verplichting tot herstel klaarblijkelijk niet uitsluitend gezien in het feit dat Multi Vastgoed een gebouw heeft opgeleverd waaraan een gebrek kleefde (de filiforme corrosie van de gevelbeplating), maar vooral gezien in de uitdrukkelijke garanties die Multi Vastgoed aan Nethou heeft verstrekt. Ook hier gaat het om een waardering van feitelijke aard, die in cassatie niet kan worden getoetst. Onderdeel 1 treft om deze redenen geen doel.
2.7. Onderdeel 2 is subsidiair voorgesteld: voor zover het hof wel zou hebben getoetst aan het in onderdeel 1 bedoelde criterium, acht Multi Vastgoed de uitkomst ontoereikend gemotiveerd. In subonderdeel 2.2 wijst Multi Vastgoed erop dat het gebrek slechts cosmetisch van aard is: het hof is inderdaad daarvan uitgegaan (zie rov. 9). Of het representatieve karakter van het gebouw door de corrosie van de gevelpanelen wordt geschaad en of de corrosie vanaf de openbare weg als storend wordt ervaren, heeft het hof uitdrukkelijk in het midden gelaten. In cassatie dient veronderstellenderwijs ervan te worden uitgegaan dat dit niet het geval is. In subonderdeel 2.3 wijst Multi Vastgoed op het in feitelijke aanleg door haar gedane aanbod om enkele in het oog springende panelen te vervangen en daarnaast te voorzien in een extra, aangepast gevelonderhoudsprogramma op haar kosten. Op dit punt faalt de motiveringsklacht. Het hof heeft het desbetreffende aanbod onder ogen gezien (rov. 4). Het hof heeft in rov. 12 in het midden gelaten of een aangepast schoonmaak- en onderhoudsprogramma het corrosieproces tot staan kan brengen of kan vertragen; het kan in elk geval niet ertoe leiden dat de gevelbeplating voldoet aan de eisen, die op grond van de verleende garanties, daaraan mochten worden gesteld. Daarmee heeft het hof voldoende inzicht geboden in de reden waarom het aanbod van Multi Vastgoed niet tot een andere beslissing heeft geleid.
2.8. In subonderdeel 2.4 wordt geklaagd over de verwerping van de stelling van Multi Vastgoed, dat Nethou onredelijk bevoordeeld wordt wanneer zij een compleet nieuwe gevelbeplating zou krijgen, met wederom een vijfjaarsgarantie, en dat het in strijd zou zijn met de redelijkheid en de billijkheid, van Multi Vastgoed te verlangen het herstel zó uit te voeren dat de beplating er als nieuw uitziet.
2.9. Het hof heeft dit verweer onderkend en verworpen in rov. 15. In het vonnis, zoals dit door het hof bekrachtigd werd, heeft de rechtbank niet geoordeeld dat het herstel zó moet worden uitgevoerd dat de beplating er als nieuw uitziet. De rechtbank stelde slechts de eis dat de beplating oogt als ware terstond correct gepresteerd (rov. 5). Het oordeel van het hof is voorts niet onbegrijpelijk, gezien de inhoud van de garantiebepalingen: het voordeel van de hernieuwde garantietermijn dat Nethou geniet is uitdrukkelijk bedongen(6). Voor zover Multi Vastgoed bedoelde dat Nethou voordeel geniet door de tijd die inmiddels verstreken is na het aanbrengen van de eerste beplating, heeft het hof op voldoende duidelijke gronden dit verweer in rov. 15 weerlegd. Nethou heeft begin 1994, kort nadat zij van de oorzaak van de corrosie op de hoogte was gesteld, Multi Vastgoed in gebreke gesteld en is in januari 1995 de onderhavige procedure begonnen. Reeds toen had zij recht op herstel door middel van vervanging van de gevelbeplating.
2.10. Voor zover de klacht inhoudt dat de in onderdeel 2 aangehaalde omstandigheden in hun onderling verband moeten worden beschouwd, kan de motivering de beslissing dragen en behoefde het oordeel van het hof geen nadere toelichting om inzichtelijk te zijn. Ook onderdeel 2 faalt.
2.11. Onderdeel 3 bouwt uitsluitend voort op de voorgaande klachten en deelt dus het lot daarvan.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 Zie rov. 2 van het bestreden arrest.
2 Vgl. L.D.G. Reeser Cuperus, Risico- en aansprakelijkheidsverdeling in "turnkey"-contracten, in: M.A.M.C. van den Berg en C.E.C. Jansen (red.), De ontwerpende bouwer (1996), blz. 139 e.v., i.h.b. blz. 143. J.J. Goudsmit, De ontwerpende bouwer; over turnkey- en design en build-contracten, BR 1998, blz. 18 e.v., omschrijft de turnkey-overeenkomst als: "een contract op grond waarvan een aannemer zich tegenover de opdrachtgever verbindt om op basis van de door de opdrachtgever geformuleerde eisen ten aanzien van het resultaat, dit resultaat tot stand te brengen volgens een door hemzelf of in zijn opdracht vervaardigd ontwerp."
3 NvW, PG Boek 7 (Inv. 3, 5 en 6) blz. 138 en 142. Zie ook: Asser/Hijma, 5-I (1994) nr. 390.
4 De onderhavige overeenkomst is gesloten vóór de inwerkingtreding van het NBW. Zie echter: art. 196 lid 1 Overgangswet NBW.
5 Afgedrukt in: H.O. Thunnissen, Bouwaanneming volgens het NBW: evaluerende en rechtsvergelijkende beschouwingen (1990), blz. 83.
6 Zie met name voorwaarde 01.30.03.01.95.01: "Door herstel of vervanging wordt de garantietermijn van het onderdeel vernieuwd." (protocol van levering d.d. 14 juni 1993, prod. 2 bij CvE, bijlage I, blz. 34).