HR, 13-10-2000, nr. R98/172HR
ECLI:NL:HR:2000:AA7492
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13-10-2000
- Zaaknummer
R98/172HR
- LJN
AA7492
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA7492, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑10‑2000; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑10‑2000
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
13 oktober 2000
Eerste Kamer
Nr. R98/172HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ARUBA CONSTRUCTION & SHIPREPAIRS N.V., gevestigd in Aruba,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.G. Castermans,
t e g e n
[Verweerder], wonende in Aruba,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 28 februari 1995 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - zich gewend tot dat Gerecht en verzocht eiseres tot cassatie - verder te noemen: Arcos - te veroordelen tot betaling van het brutobedrag van Afl. 11.716,--, vermeerderd met de wettelijke rente, of een ander bedrag in goede justitie vast te stellen.
Arcos heeft de vordering bestreden en harerzijds in voorwaardelijke reconventie de veroordeling van [verweerder] gevorderd tot betaling van Afl. 5.220,-- met rente.
[Verweerder] heeft de reconventionele vordering bestreden.
Het Gerecht in eerste aanleg heeft bij vonnis van 11 oktober 1995 in conventie het gevorderde afgewezen en in reconventie de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bij vonnis van 21 mei 1996 heeft het Hof het bestreden vonnis zowel in conventie als in reconventie vernietigd en de zaak ter verdere afdoening naar het Gerecht in eerste aanleg verwezen.
Vervolgens heeft het Gerecht in eerste aanleg bij tussenvonnis van 26 februari 1997 in conventie Arcos tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft het Gerecht in eerste aanleg bij eindvonnis van 28 januari 1998 in conventie de vordering van [verweerder] afgewezen en in reconventie de vordering van Arcos toegewezen.
Tegen laatstvermeld eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bij vonnis van 22 september 1998 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep in conventie en in reconventie vernietigd en opnieuw rechtdoende in conventie Arcos veroordeeld tot betaling van het brutobedrag van Afl. 10.440,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 februari 1995, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft het Hof verstaan dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet is ingetreden.
Laatstvermeld vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof van 22 september 1998 heeft Arcos beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. [Verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
Arcos heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1
Het geschil van partijen betreft een ontslag op staan-de voet, bij brief van 13 oktober 1994 door Arcos aan [verweerder] gegeven. [Verweerder] was sedert 14 oktober 1985 bij Arcos in dienst, laatstelijk als lasser-voorman. Als reden voor het ontslag heeft Arcos in voormelde brief opgegeven dat [verweerder] op 12 oktober 1994 zware hijswerk-zaamheden had verricht, terwijl hij toen wegens rugklachten arbeidsonge-schikt was en onder behande-ling van een specia-list.
3.2
[Verweerder] heeft in dit geding gesteld dat een dringende reden voor ontslag ontbreekt en doorbetaling van loon gevorderd. Deze vordering is door het Gerecht in eerste aanleg afgewezen, maar door het Hof toegewezen.
3.3
Onderdeel 1 betoogt dat het Hof in rov. 4.3 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, voorzover het Hof daarin oordeelt dat ontslag op staande voet in geval van arbeidsongeschiktheid onmogelijk is.
Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Het Hof heeft een oordeel als in het onderdeel bedoeld niet gegeven, maar het heeft geoordeeld dat het door Arcos als ontslagreden vermelde feit niet kan worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet.
3.4
Onderdeel 2 klaagt over onbegrijpelijke uitleg door het Hof van de gedingstukken, waar het Hof veronderstellen-derwijs ervan uitgaat dat Arcos bedoeld heeft te stellen dat [verweerder] arbeidsgeschikt was de bedongen werkzaamheden voor Arcos te verrichten.
Deze klacht mist belang. Het Hof is bij zijn beoorde-ling van de door Arcos opgegeven ontslagreden uitgegaan van het volgens het Hof vaststaande feit dat [verweerder] op 12 oktober 1994 arbeidsongeschikt was, van welk feit ook Arcos in dit geding steeds is uitgegaan, naar het onderdeel betoogt.
3.5
Het Hof heeft in rov. 4.4 geoordeeld dat, indien Arcos met de opgegeven ontslagreden bedoeld heeft aan te voeren dat [verweerder] door opzet of roekeloosheid buiten staat is geraakt of gebleven de bedongen arbeid te verrichten, geldt dat onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van opzet of roekeloosheid aan de zijde van [verweerder].
3.6
Onderdeel 3 voert hiertegen aan dat, uitgaande van de veronderstelling dat [verweerder] zware hijswerkzaamheden heeft verricht, het Hof het recht heeft miskend door - kenne-lijk - aan zijn beslissing ten grondslag te leggen dat de in het onderdeel genoemde feiten en omstandigheden geen dringende reden kunnen opleveren voor een ontslag op staan-de voet.
Deze rechtsklacht mist feitelijke grondslag, daar het Hof niet een algemeen oordeel als door het onderdeel be-doeld heeft gegeven, maar slechts een oordeel over de vraag of de gestelde feiten en omstandigheden een dringende reden opleveren.
3.7
Ook de in onderdeel 3 tegen het in 3.5 weergegeven oordeel aangevoerde motiveringsklachten kunnen niet tot cassatie leiden. Arcos heeft voor het eerst aan het slot van haar memorie van antwoord in hoger beroep van 18 mei 1998, zulks zonder nadere toelichting, ge-steld dat [verweerder] door het verrichten van zware tilwerk-zaamheden door opzet of roeke-loosheid buiten staat bleef de bedongen arbeid te verrich-ten. 's Hofs oordeel dat hiermee onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld voor een beoordeling van deze stelling, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Arcos in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president H.L.J. Roelvink als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, C.H.M. Jansen, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 13 oktober 2000.