NJ 1970, 375
HR, 12-06-1970
HR 12-06-1970, ECLI:NL:HR:1970:AE1061
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 juni 1970
- Magistraten
De Jong, Dubbink, Ras, Minkenhof, Drion
- Zaaknummer
[1970-06-12/NJ_52777]
- LJN
AE1061
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1970:AE1061, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑06‑1970
- Wetingang
Rv (oud) art. 125u; BW art. 1954
Essentie
Betekenis van ‘hij’ (de schuldeiser) wordt ‘geacht zijn vordering te hebben ingetrokken’ (artikel 125u Rv.). Reden waarom het beginsel ‘ne bis in idem’ in het onderhavige geval niet toepasselijk is.
Samenvatting
Na indiening van een verzoekschrift tot uitvaardiging van een bevel ex artikel 125k Rv. is de zaak door de Kantonrechter naar de gewone terechtzitting verwezen. Eiser verschijnt daar niet en wordt ingevolge art. 125u Rv. ‘geacht de vordering te hebben ingetrokken’, zulks bij vonnis van 14 aug. 1969.
HR: De tekst van artikel 125u Rv. geeft geen steun aan de opvatting, dat de eiser de vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.