NJ 1970, 57
HR, 31-10-1969
HR 31-10-1969, ECLI:NL:PHR:1969:AC4967, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 oktober 1969
- Magistraten
De Jong, Peters, Ras, Minkenhof, Drion
- Zaaknummer
[1969-10-31/NJ_52459]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC4967
- JCDI
JCDI:ADS159827:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1969:AC4967, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑10‑1969
ECLI:NL:PHR:1969:AC4967, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑1969
- Wetingang
BW art. 1373; GW art. 208
Essentie
Waarop de rechter moet letten als hij geroepen is te beoordelen of een beding al of niet in strijd is met de openbare orde en de goede zeden.
Samenvatting
Veronderstellenderwijs is het Hof ervan uitgegaan dat verweerster, Kerstens, zich jegens de Nederlandse Mensendieckbond voor het leven heeft verbonden geen onderwijs in mensendieckoefeningen te geven indien zij niet de haar namens de Bond gegeven theoretische opleiding zou hebben bekroond met het slagen voor het door de Bond af te nemen examen. Klaarblijkelijk heeft het Hof geoordeeld dat de omstandigheid dat het litigieuze beding aan Kerstens levenslang praktisch de mogelijkheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.