NJ 1970, 428
HR, 17-10-1969
HR 17-10-1969, ECLI:NL:PHR:1969:AB5108, m.nt. H.F. van Panhuys
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 oktober 1969
- Magistraten
De Jong, Dubbink, De Meijere, Peters, Ras
- Zaaknummer
[1969-10-17/NJ_52830]
- Noot
H.F. van Panhuys
- LJN
AB5108
- JCDI
JCDI:ADS159839:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1969:AB5108, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑10‑1969
ECLI:NL:PHR:1969:AB5108, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑10‑1969
- Wetingang
GW art. 58; GW art. 59; GW art. 60; Wet AB art. 13a; Rv (oud) art. 75
Essentie
Mag de Nederlandse rechter er over oordelen of een door een vreemde staat verrichte naasting al of niet in strijd is met het volkenrecht? Is de onderhavige naasting in strijd met het volkenrecht? Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van reconventionele eis, in de interventie gedaan door BHS tegen soevereine Staat? Mocht de rechter verstek verlenen tegen niet bestaande gedaagde?
Samenvatting
De Attorney-General der Verenigde Staten van Amerika heeft als tussenkomende partij in het geding, gevoerd tussen de Bank voor Handel en Scheepvaart (oorspr. eiseres) en de Amerikaanse vennootschap Union Banking Corporation (oorspr. gedaagde) gesteld dat alle ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.