NJ 1969, 344
HR, 02-05-1969: Beukinga/Van der Linde
HR 02-05-1969, ECLI:NL:HR:1969:AB6672, m.nt. G.J. Scholten (Beukinga/Van der Linde)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 mei 1969
- Magistraten
De Jong, Dubbink, De Meijere, Beekhuis, Minkenhof
- Zaaknummer
[1969-05-02/NJ_52242]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AB6672
- Roepnaam
Beukinga/Van der Linde
- JCDI
JCDI:ADS116855:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1969:AB6672, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑05‑1969
ECLI:NL:PHR:1969:AB6672, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑03‑1969
- Wetingang
BW art. 1364
Samenvatting
Opzettelijk verzwijgen kan wel, onopzettelijk vergeten niet gelden als kunstgreep in de zin van art. 1364 BW.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van kunstgrepen van dien aard dat het klaarblijkelijk is dat de andere partij zonder die kunstgrepen de overeenkomst niet zou hebben gesloten, is niet van belang of een mens van normale gaven, levenservaring en voorzichtigheid door die kunstgrepen tot het aangaan van de overeenkomst zou zijn bewogen, maar of de wederpartij zonder die kunstgrepen daartoe niet zou zijn overgegaan.*
* Zie de noot onder dit arrest (Red.)
Partij(en)
R. Beukinga, te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.