NJ 1969, 321
HR, 21-03-1969
HR 21-03-1969, ECLI:NL:PHR:1969:AC4919, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 maart 1969
- Magistraten
Wiarda, Dubbink, De Meijere, Beekhuis, Minkenhof
- Zaaknummer
[1969-03-21/NJ_52219]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC4919
- JCDI
JCDI:ADS159850:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1969:AC4919, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑03‑1969
ECLI:NL:PHR:1969:AC4919, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑1969
- Wetingang
BW art. 1419; BW art. 1639a; BW art. 1959; BBA 1945 art. 1 aanhef onder g
Essentie
Vermoedens. Verhouding tussen art. 1639a en art. 1419 BW. Arbeidsverhouding in de zin van het BBA 1945.
Samenvatting
Rb. heeft op grond van vermoedens beslist dat de rechtsverhouding der pp. niet als een arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt. Het stond de Rb. vrij aan de schriftelijke overeenkomst van pp. vermoedens te ontlenen, ook al ware juist de stelling van een der pp. dat deze overeenkomst de rechtsverhouding van pp. niet in alle opzichten juist weergeeft.
Op het gebied van de arbeidsovereenkomst treedt het bepaalde in art. 1639a BW in de plaats van de in art. 1419 BW vervatte algemene ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.