NJ 1969, 5
HR, 11-10-1968
HR 11-10-1968, ECLI:NL:PHR:1968:AC2120, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 oktober 1968
- Magistraten
De Jong, Hulsmann, Dubbink, Beekhuis, Minkenhof
- Zaaknummer
[1968-10-11/NJ_51903]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC2120
- JCDI
JCDI:ADS65315:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1968:AC2120, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑10‑1968
ECLI:NL:PHR:1968:AC2120, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑1968
- Wetingang
BW art. 470
Essentie
Mocht de rechter de door hem aangenomen vermeerdering van schulden van de tot uitkering verplichte van geringe betekenis achten ter vaststelling van diens alimentaire verplichting jegens de tot onderhoud gerechtigde?
Samenvatting
Het Hof heeft zonder schending van enige rechtsregel kunnen oordelen dat, indien de man zijn uitgaven zou hebben gericht naar zijn inkomsten en zijn wettelijke onderhoudsverplichtingen, hetgeen hij had dienen te doen, de inachtneming van deze gedragslijn niet zou hebben behoeven te leiden tot vermeerdering van zijn schulden gedurende de laatste jaren, zomede dat die vermeerdering — die de man in 's Hofs gedachtengang blijkbaar aan zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.