NJ 1968, 305
HR, 26-04-1968
HR 26-04-1968, ECLI:NL:PHR:1968:AC4851
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 april 1968
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Hulsmann, Dubbink, Minkenhof
- Zaaknummer
[1968-04-26/NJ_51757]
- LJN
AC4851
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1968:AC4851, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑04‑1968
ECLI:NL:PHR:1968:AC4851, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑1968
- Wetingang
BW art. 1946
Essentie
Recht zich te verschonen van het afleggen van getuigenis.
Samenvatting
De functie, waaraan verzoeker een verschoningsrecht meent te kunnen ontlenen, komt hierop neer dat op instigatie van de rector-magnificus van de Universiteit van Amsterdam een ereraad is ingesteld, bestaande uit verzoeker en twee andere aan deze Universiteit verbonden hoogleraren, aan welke ereraad twee hoogleraren van die Universiteit een geschil over beweerd oncollegiaal gedrag van de een tegenover de ander ter beslechting hebben voorgelegd. Het deel uitmaken van een ereraad als de onderhavige draagt een zo incidenteel karakter, dat reeds daarom niet kan worden aangenomen dat verzoeker, door zich voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.