NJ 1968, 139
HR, 26-01-1968
HR 26-01-1968, ECLI:NL:PHR:1968:AC4821, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 januari 1968
- Magistraten
De Jong, Hulsmann, Dubbink, Beekhuis, Ras
- Zaaknummer
[1968-01-26/NJ_51591]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC4821
- JCDI
JCDI:ADS159700:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1968:AC4821, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑01‑1968
ECLI:NL:PHR:1968:AC4821, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑1968
- Wetingang
Rv (oud) art. 59; BW art. 1639o; BBA 1945 art. 9; BBA 1945 art. 6
Essentie
Motivering. Verkeerde toepassing van art. 1639o BW? Conversie van eenzijdige rechtshandeling (ontslagaanzegging) welke ex art. 9 jo. art. 6 BBA 1945 nietig zou zijn.
Samenvatting
De Rb. heeft het door thans-eiseres aan verweerder gegeven ontslag wegens dringende reden niet geldig geoordeeld omdat het niet onverwijld was gegeven. De Rb. heeft echter geen aandacht besteed aan het uitdrukkelijk voorgedragen verweer dat enkele der aan verweerder verweten gedragingen, waarop het ontslag was gegrond, eerst hebben plaats gevonden, althans ter kennis van eiseres zijn gekomen kort voor de ontslagdatum. Nu het vonnis der Rb. te dien aanzien niet naar de eis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.