NJ 1968, 43
HR, 30-06-1967
HR 30-06-1967, ECLI:NL:PHR:1967:AC4761, m.nt. L.J. Hijmans van den Bergh
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 juni 1967
- Magistraten
Wiarda, Hulsmann, Dubbink, Loeff, Beekhuis
- Zaaknummer
[1967-06-30/NJ_51495]
- Noot
L.J. Hijmans van den Bergh
- LJN
AC4761
- JCDI
JCDI:ADS159734:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1967:AC4761, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑06‑1967
ECLI:NL:PHR:1967:AC4761, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑1967
- Wetingang
Rv (oud) art. 402; Octrooiwet 1910 art. 43
Essentie
Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen interlocutoir, ingesteld nadat drie maanden waren verlopen sinds de datum waarop het was uitgesproken en tegelijk met cassatieberoep tegen een later interlocutoir. ‘Nieuwe Stof’ in de zin van art. 43, 4e lid, Octrooiwet. Bevoegdheid van de rechter om zelfstandig te beslissen of een stof ‘nieuw’ is.
Samenvatting
Nu de wet toestaat in cassatie te komen van een interlocutoir arrest voor het eindarrest wordt gewezen, brengen de eisen ener redelijke procesorde mede dat beroep in cassatie tegen een eerste interlocutoir ook kan worden ingesteld ter gelegenheid van het beroep tegen een volgend interlocutoir.
De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.