NJ 1968, 35
HR, 19-05-1967: Saladin/HBU
HR 19-05-1967, ECLI:NL:PHR:1967:AB5287, m.nt. L.J. Hijmans van den Bergh (Saladin/HBU)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 mei 1967
- Magistraten
De Jong, Houwing, Dubbink, Loeff, Beekhuis
- Zaaknummer
[1967-05-19/NJ_51487]
- Noot
L.J. Hijmans van den Bergh
- LJN
AB5287
- Roepnaam
Saladin/HBU
- JCDI
JCDI:ADS159684:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Internationaal privaatrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1967:AB5287, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑05‑1967
ECLI:NL:PHR:1967:AB5287, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑1967
- Wetingang
Wet AB art. 1; Wet AB art. 2; Wet AB art. 3; Wet AB art. 4; Wet AB art. 5; Wet AB art. 6; Wet AB art. 7; Wet AB art. 8; Wet AB art. 9; Wet AB art. 10; Wet AB art. 11; Wet AB art. 12; Wet AB art. 13; Wet AB art. 14
Essentie
Geval waarin de rechter zich niet behoefde te begeven in de vraag of Frans dan wel Nederlands recht toepasselijk was m.b.t. de totstandkoming van zekere overeenkomsten (‘ventes’) voorzien bij het tussen partijen gesloten contract, waarbij verweerster aan eiser het alleenverkooprecht van de door haar gefabriceerde producten heeft verleend voor Frankrijk en de landen der Franse Gemeenschap.
Samenvatting
Uit het feit dat het Hof door uitlegging van art. 8 van het bovengenoemde contract heeft vastgesteld wat beslissend is ter bepaling van het moment van totstandkoming dier ‘ventes’ volgt dat — nu door eiser niet was gesteld dat de desbetreffende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.