NJ 1967, 280
HR, 21-04-1967
HR 21-04-1967, ECLI:NL:PHR:1967:AB5477
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 1967
- Magistraten
De Jong, Houwing, Dubbink, Loeff, Beekhuis
- Zaaknummer
[1967-04-21/NJ_51248]
- LJN
AB5477
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1967:AB5477, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑1967
ECLI:NL:PHR:1967:AB5477, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑1967
- Wetingang
Fw art. 6
Essentie
Is summierlijk gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden welke aantonen dat de schuldenaar verkeert in de bij art. 6 Faillissementswet bedoelde toestand? Waarmede bij de beoordeling van de vraag of de schuldenaar in die toestand verkeert rekening mag worden gehouden.
Samenvatting
Zonder schending van enige rechtsregel kon het Hof beslissen, dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvraagster van verzoekers faillissement op grond van dit vorderingsrecht bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is vastgesteld. Hieraan doet niet af, dat verzoeker bij de behandeling voor het Hof heeft verklaard tegen genoemd vonnis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.