NJ 1967, 22
HR, 28-10-1966
HR 28-10-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AD8082, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 oktober 1966
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Houwing, Hulsmann, Beekhuis
- Zaaknummer
[1966-10-28/NJ_50990]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AD8082
- JCDI
JCDI:ADS159586:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AD8082, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑10‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AD8082, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑1966
- Wetingang
BW art. 1406; Ongevallenwet 1921 art. 95 lid 2; Wet 9 april 1959 Stb. 140 art. 1; Wet 9 april 1959 Stb. 140 art. 7
Essentie
Samenloop van ‘uitkering’ ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet met ‘uitkering’ krachtens de Ongevallenwet 1921. Invloed van de bij de wet van 9 april 1959, S. 140, geregelde beperking dier samenloop op het bedrag der schadevergoeding dat overblijvende echtgenote en nagelaten minderjarig kind van slachtoffer van een bedrijfsongeval ex art. 1406 BW in rechte kunnen vorderen.
Samenvatting
Risicodraagster volgens de Ongevallenwet 1921 (Eerste Rotterdamsche) heeft een bedrag van ƒ 35 285, zijnde de contante waarde van de rente, welke op de grondslag van art. 95 Ongevallenwet 1921 was toegekend aan weduwe en kind van slachtoffer van bedrijfsongeval, verhaald op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.