NJ 1966, 406
HR, 24-06-1966
HR 24-06-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AD7995, m.nt. D.J. Veegens
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 juni 1966
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Houwing, Hulsmann, Beekhuis
- Zaaknummer
[1966-06-24/NJ_50864]
- Noot
D.J. Veegens
- LJN
AD7995
- JCDI
JCDI:ADS159632:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AD7995, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑06‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AD7995, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑06‑1966
- Wetingang
Kostwinnersvergoedingsbesl.-militairen art. 8; Rv (oud) art. 5
Essentie
Terugvordering door de Staat van onverschuldigd betaalde kostwinnersvergoeding, bedoeld in art. 34 Dienstplichtwet. Vraag of de Minister als procespartij had moeten optreden.
Samenvatting
Indien een aan de Staat toekomende vordering in rechte wordt geldend gemaakt, moet de desbetreffende rechtsvordering door en ten name van de Staat worden ingesteld, tenzij enig bijzonder voorschrift een te dien aanzien van het gemene recht afwijkende bepaling mocht bevatten.
Ten onrechte heeft de Rb. voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde kostwinnersvergoeding zulk een bijzonder voorschrift gezien in het tweede lid van art. 8 van het Kostwinnersvergoedingsbesluit-militairen (bepalende dat de terugvordering in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.