NJ 1966, 390
HR, 10-06-1966
HR 10-06-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AC1461, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 juni 1966
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Hulsmann, Petit, Beekhuis
- Zaaknummer
[1966-06-10/NJ_50848]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC1461
- JCDI
JCDI:ADS159583:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AC1461, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑06‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AC1461, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑1966
- Wetingang
BW art. 1401; BW art. 1902
Essentie
Verdeling van de bewijslast. Begaat een informatiebureau een onrechtmatige daad door iemand diens strafrechtelijke antecedenten na te dragen?
Samenvatting
X heeft aan de door hem ingestelde vordering ten grondslag gelegd dat de inhoud van de door het Informatiebureau (van der Graaf, oorspr. ged.) aan een derde verstrekte informatie, ook voor zover deze het strafrechtelijk verleden van X betrof, in strijd met de waarheid was. Op X rustte de bewijslast van deze grondslag.
Betoogd wordt dat het Hof het verstrekken door het Informatiebureau van de onderhavige informatie aan een derde (U.) onrechtmatig jegens X had moeten achten, zowel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.