NJ 1966, 215
HR, 04-03-1966
HR 04-03-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AB3707
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 maart 1966
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Houwing, Hulsmann, Petit
- Zaaknummer
[1966-03-04/NJ_50673]
- LJN
AB3707
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AB3707, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑03‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AB3707, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑03‑1966
- Wetingang
Wet 31 okt. 1924 Stb. 482 art. 1
Essentie
Aanvang verjaringstermijn voor rechtsvordering ter zake van geldschulden ten laste van het Rijk en andere publiekrechtelijke lichamen.
Samenvatting
Onjuist is de stelling, dat de verjaringstermijn van vijf jaren, voorzien bij de wet van 31 okt. 1924 (Stb. 482) m.b.t. rechtsvorderingen ter zake van geldschulden ten laste van het Rijk, de provincien, de gemeenten en de waterschappen, veenschappen en veenpolders, niet begint te lopen zolang de schuldeiser met het bestaan van zijn inschuld niet bekend is.
Een regel, als in voormelde stelling bedoeld, zou zich kwalijk verdragen met de rechtszekerheid welke het instituut van de verjaring mede beoogt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.