NJ 1966, 474
HR, 18-06-1965
HR 18-06-1965, ECLI:NL:PHR:1965:AC4581, m.nt. J.H. Beekhuis
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 juni 1965
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Hulsmann, Petit, Beekhuis
- Zaaknummer
[1965-06-18/NJ_50932]
- Noot
J.H. Beekhuis
- LJN
AC4581
- JCDI
JCDI:ADS116723:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1965:AC4581, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑06‑1965
ECLI:NL:PHR:1965:AC4581, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑06‑1965
- Wetingang
BW art. 577; BW art. 1902; Wet AB art. 3
Essentie
Wat moet t.a.v. het benutten van grachten in Giethoorn als gebruik worden beschouwd? Vrijheid van de rechter die te beslissen heeft of het bewijs van een gesteld gebruik al dan niet is geleverd.
Samenvatting
Op een tweetal percelen, waarvan K.B., de oorspronkelijke eiser, eigenaar is en welke aan de zuidzijde grenzen aan het openbaar vaarwater de Jan Hozengracht te Giethoorn, die eigendom is van A.K.B., een der oorspronkelijke gedaagden, exploiteert K.B. een botenverhuurinrichting met rondvaartbedrijf, ten behoeve waarvan hij, K.B., een of meer vaartuigen door die gracht laat varen en daarin doet aanleggen aan de tot zijn percelen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.