NJ 1965, 116
HR, 06-04-1962
HR 06-04-1962, ECLI:NL:PHR:1962:AC3804
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 april 1962
- Magistraten
Smits, De Jong, Wiarda, Hulsmann, Petit
- Zaaknummer
[1962-04-06/NJ_50128]
- LJN
AC3804
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1962:AC3804, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑04‑1962
ECLI:NL:PHR:1962:AC3804, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑04‑1962
- Wetingang
BW art. 1401; Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297; Octrooiwet 1910 art. 43
Essentie
Onjuiste betichting van octrooiinbreuk bij waarschuwingsexploit als bedoeld in art. 43, lid 2 Octrooiwet. Onrechtmatige daad? Vordering in kort geding tot intrekking en verbod van herhaling.
Samenvatting
Ten onrechte heeft het Hof geoordeeld: 1e dat een octrooihouder die een waarschuwingsexploit als bedoeld in art. 43, tweede lid, Octrooiwet doet uitbrengen aan de afnemer van zeker voortbrengsel, een onrechtmatige daad pleegt tegenover de producent daarvan, indien handelingen met betrekking tot dit voortbrengsel verricht geen inbreuk op het octrooi maken, en 2e dat aan het onrechtmatig karakter dier handeling niet kan afdoen dat de octrooihouder in verschoonbare dwaling heeft verkeerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.