NJ 1963, 248
HR, 27-01-1961: Prof. Van den Bergh
HR 27-01-1961, ECLI:NL:PHR:1961:AG2059, m.nt. D.J. Veegens (Prof. Van den Bergh)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 januari 1961
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Houwing, Hülsmann, Petit, Eijssen
- Zaaknummer
[1961-01-27/NJ_50007]
- Conclusie
A-G Eijssen
- Noot
D.J. Veegens
- LJN
AG2059
- Roepnaam
Prof. Van den Bergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS116659:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Staatsrecht (V)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1961:AG2059, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑01‑1961
ECLI:NL:PHR:1961:AG2059, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑1961
- Wetingang
(Gw art. 131; Add. art. IV.)
Essentie
Onschendbaarheid van de wetten.
Samenvatting
Blijkens de wordingsgeschiedenis van art. 131 tweede lid Gw. heeft de grondwetgever het oordeel over de vraag, met welke bepalingen van de Grondwet bij het tot stand brengen der wetten moet worden rekening gehouden en hoe die bepalingen moeten worden uitgelegd en toegepast, uitsluitend willen doen toekomen aan den wetgever zelf en dus aan de beoordeling door den rechter onttrokken. Daarbij bestaat geen reden verschil te maken tussen de vraag of de inhoud ener wet in overeenstemming is met de Grondwet, en die of bij de totstandkoming der wet de door de Grondwet voor de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.