NJ 1958, 445
HR, 07-12-1956: Liebrand-Diepenheim
HR 07-12-1956, ECLI:NL:PHR:1956:AG2030 (Liebrand-Diepenheim)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 december 1956
- Magistraten
Donner, Smits, Boltjes, Hülsmann, Dubbink
- Zaaknummer
[1956-12-07/NJ_49976]
- LJN
AG2030
- Roepnaam
Liebrand-Diepenheim
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:AG2030, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑12‑1956
ECLI:NL:PHR:1956:AG2030, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑1956
- Wetingang
BW art. 1395; BW art. 1396; BW art. 1397; BW art. 1398; BW art. 1399; BW art. 1400; Rv (oud) art. 125a; Rv (oud) art. 343; Rv (oud) art. 344; Rv (oud) art. 345; Rv (oud) art. 346; Rv (oud) art. 347; Rv (oud) art. 348; Rv (oud) art. 349; Rv (oud) art. 350; Rv (oud) art. 351; Rv (oud) art. 352; Rv (oud) art. 353; Rv (oud) art. 354; Rv (oud) art. 355; Rv (oud) art. 356; Rv (oud) art. 357; Rv (oud) art. 358
Essentie
Pensioenovereenkomst. Zaken, betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst. Gevolgen van de omzetting van een natuurlijke in een civiele verbintenis. Taak van de rechter in hoger beroep.
Samenvatting
Voor de toepassing van art. 39R.O., bepalende onder meer dat de kantonrechters behoudens hoger beroep kennis nemen van alle rechtsvorderingen betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst, moet de bevoegdheid van den rechter worden afgemeten naar de rechtsvordering, zoals deze door den eiser is ingesteld. Daarbij is beslissend of de aanlegger als grondslag van zijn eis een arbeidsovereenkomst heeft gesteld, terwijl het niet aankomt op de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding, noch op de vraag welk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.