NJ 1956, 252
HR, 23-03-1956
HR 23-03-1956, ECLI:NL:PHR:1956:BG9453
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 maart 1956
- Magistraten
Mrs. Donner, van der Meulen, Hijink, Boltjes en van Rijn van Alkemade;
- Zaaknummer
[1956-03-23/NJ_138504]
- LJN
BG9453
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:BG9453, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑03‑1956
ECLI:NL:PHR:1956:BG9453, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑03‑1956
- Wetingang
B.W. art. 1681; B.W. art. 1902
Essentie
Bewijslast met betrekking tot het feit, dat een overeenkomst, die door een vennoot ener vennootschap onder firma onbevoegdelijk is aangegaan, ten voordele van de vennootschap heeft gestrekt.
Samenvatting
Waar de onderhavige overeenkomst ten name van een vennootschap onder firma is aangegaan door een daartoe onbevoegde vennoot, stond het aan de oorspronkelijk-eiser, die de oorspronkelijk-gedaagde als (inmiddels uitgetreden) medevennoot ter zake van die overeenkomst aanspreekt, bewijs te leveren van zijn stelling, dat de vennootschap door genoemde handeling is gebaat. Ten onrechte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.