NJ 1941, 321
HR, 14-11-1940
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 november 1940
- Magistraten
Visser, Van Gelein Vitringa, Fick, Meckmann, Van der Meulen
- Zaaknummer
[1940-11-14/NJ_49869]
- LJN
AG1920
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1940:AG1920, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑11‑1940
ECLI:NL:PHR:1940:AG1920, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑11‑1940
- Wetingang
K art. 51
Essentie
Zoon van den directeur eener N. V. tegen de N. V. Tegenstrijdig belang in den zin van art. 51K.
Samenvatting
Noch de woorden, noch de strekking van art. 51K. verbieden om bij de beoordeeling van de vraag, of een belang in den zin van het artikel bij den vader van requirant bestond, mede in aanmerking te nemen de voldoening, die een vader, ook al mochten zijne eigen geldelijke belangen daarbij niet betrokken zijn, kan putten en in den regel zal putten uit het feit, dat zijn zoon een ruim salaris voor zijn werkzaamheid bedingt. Uit de bestreden uitspraak blijkt ...