NJ 1923, p. 359
HR, 05-01-1923
HR 05-01-1923, ECLI:NL:HR:1923:1
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 januari 1923
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama; Raden: Mrs. A. Fentener van Vlissingen, C.O. Segers, J. Kosters en B. Ort
- Zaaknummer
[1923-01-05/NJ_138347]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Insolventierecht (V)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1923:1, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑01‑1923
- Wetingang
Fw. art. 20-25; Fw. art. 26-29; Fw. art. 30-35; Fw. art. 36-39; Fw. art. 40-45; Fw. art. 46-49; Fw. art. 50-55; Fw. art. 56-59; Fw. art. 60; Fw. art. 61; Fw. art. 62; Fw. art. 63
Essentie
Gebruikmaking van een optierecht na het faillissement van dengene tegenover wien het optierecht wordt geldend gemaakt.
Samenvatting
Men kan geen koopovereenkomst doen ontstaan door gebruikmaking van een optierecht tegenover een gefailleerde, wanneer het optierecht vóór het faillissement was verleend.
Partij(en)
V.A. Petkovic, particulier, wonende te 's‑Gravenhage, eischer tot cassatie van een arrest op 13 Juni 1922 door het Gerechtshof te Amsterdam tusschen partijen gewezen, advocaat Mr. R.V. Bakker, (niet gepleit),
tegen
Mrs. H.A.E. Modderman, en G.J. Salm, advocaten en procureurs, wonende te Amsterdam, in hunne hoedanigheid van curatoren in de faillissementen van de handelsvennootschap onder de firma ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.