Rb. Dordrecht (vzr.), 14-06-2007, nr. 69983 / KG ZA 07-93
ECLI:NL:RBDOR:2007:BA7309
- Instantie
Rechtbank Dordrecht (Voorzieningenrechter)
- Datum
14-06-2007
- Zaaknummer
69983 / KG ZA 07-93
- LJN
BA7309
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2007:BA7309, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 14‑06‑2007; (Kort geding)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JBPr 2007/87 met annotatie van mr. T.R.B. de Greve
Uitspraak 14‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Incasso kort geding. Is er sprake van onverschuldigde betaling na voldoening aan een (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) proceskostenveroordeling van het gerechtshof, nu het arrest van het gerechtshof in cassatie door de Hoge Raad is vernietigd en de zaak naar een ander hof werd verwezen? Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Hetgeen overigens is aangevoerd kan evenmin tot toewijzing van de vordering leiden.
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 69983 / KG ZA 07-93
Vonnis in kort geding van 14 juni 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDNEDERLANDS EFFEKTENKANTOOR B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
procureur mr. J.A. Visser,
advocaat mr. W.M. Schonewille te 's-Gravenhage,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beide wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. R.H. Kroes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna NNEK en [gedaagden] (gedaagden gezamenlijk) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 7 juni 2007 kennis genomen van het volgende:
- de dagvaarding van 1 mei 2007 en de daarbij behorende producties,
- de door [gedaagden] overgelegde productie,
- de pleitnota van NNEK,
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagden] heeft NNEK bij exploot van 30 maart 2001 gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd NNEK bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van NLG 1.632.751,77 (EUR 740.910,45), te vermeerderen met rente en kosten, dit met veroordeling van NNEK in de kosten van de procedure. NNEK heeft de vordering bestreden.
2.2. De rechtbank Amsterdam heeft de zaak bij tussenvonnis van 19 juni 2002 naar de rol verwezen om beide partijen in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken. Bij tussenvonnis van 28 januari 2004 is NNEK toegelaten tot bewijslevering. NNEK heeft van beide vonnissen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
2.3. Bij arrest van 2 juni 2005 heeft het gerechtshof de tussenvonnissen van de rechtbank bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam. Daarbij is NNEK veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
2.4. Op verzoek van [gedaagden] heeft het gerechtshof op 3 november 2005 het dictum van het arrest van 2 juni 2005 aangevuld met de zinsnede "verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad".
2.5. In verband met de proceskostenveroordeling in hoger beroep heeft NNEK op 25 november 2005 EUR 12.904,- aan [gedaagden] betaald.
2.6. Tegen het arrest van 2 juni 2005 heeft NNEK beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 15 december 2006 heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak voor verdere behandeling naar het gerechtshof te 's-Gravenhage verwezen. [gedaagden] is daarbij veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. [gedaagden] heeft deze kosten aan NNEK betaald.
3. Het geschil
3.1. NNEK vordert [gedaagden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van EUR 12.904,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten van EUR 1.297,82, zulks met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure.
3.2. Daartoe stelt NNEK het volgende. De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof vernietigd. Daarmee is de rechtsgrond komen te ontvallen aan hetgeen ter uitvoering van het arrest is verricht, zoals het betalen van de proceskosten. NNEK heeft deze kosten dan ook onverschuldigd aan [gedaagden] betaald, zodat een vordering tot ongedaanmaking is ontstaan. [gedaagden] is voorts aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad omdat hij is overgegaan tot executie van een arrest dat nog niet in kracht van gewijsde is getreden. [gedaagden] dient daarom over te gaan tot restitutie. NNEK heeft [gedaagden] hiertoe gesommeerd, maar betaling is tot op heden uitgebleven.
3.3. [gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Op het verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.2. Ondanks de in artikel 419 lid 4 Rv geboden mogelijkheid, heeft de Hoge Raad zich in het arrest van 15 december 2006 uitsluitend uitgelaten over de kosten van het geding in cassatie en niet (tevens) over de proceskostenveroordeling in hoger beroep.
4.3. Hoewel vernietiging van de bestreden uitspraak in het algemeen tevens vernietiging van de ten aanzien van de proceskosten gegeven beslissing met zich meebrengt, is dat niet per definitie het geval. Uit het feit dat de Hoge Raad in het dictum de bestreden uitspraak heeft vernietigd, mag immers niet worden afgeleid, dat al hetgeen de bestreden uitspraak inhield, is vernietigd. Door de vernietiging van het arrest en de verwijzing ligt het geding tussen partijen weer open, in die zin dat het gerechtshof 's-Gravenhage aan de hand van de strekking van hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen en beslist, zal hebben te beoordelen welke onderdelen van het arrest van het gerechtshof Amsterdam niet of tevergeefs zijn bestreden en derhalve onaantastbaar zijn geworden. In het onderhavige geval zal derhalve - kort gezegd - opnieuw een beslissing dienen te worden genomen over de verdeling van de bewijslast. Daarna zal er een beslissing kunnen worden gegeven over de kosten van het geding voorafgaande aan de cassatieprocedure en de voortzetting daarvan na verwijzing.
4.4. Voorshands kan niet uitgesloten worden geacht dat het gerechtshof 's-Gravenhage, zij het met een andere motivering, tot hetzelfde eindresultaat zal komen als het gerechtshof Amsterdam, zodat de proceskostenveroordeling in het hoger beroep in stand zal kunnen blijven. Pas na het wijzen van het arrest door het gerechtshof 's-Gravenhage zal blijken of er inderdaad sprake is geweest van onverschuldigde betaling. Dit kort geding leent zich niet voor het maken van een inschatting omtrent de inhoud van het nog te wijzen arrest, zodat de vordering van NNEK op [gedaagden] op grond van onverschuldigde betaling voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden.
4.5. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, kan voorshands niet worden aangenomen dat [gedaagden] zich ten opzichte van NNEK schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad door het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde arrest van 2 juni 2005 te executeren. Het bestaan van een vordering op grond van onrechtmatige daad is daarom eveneens onvoldoende aannemelijk geworden.
4.6. Ter onderbouwing van haar spoedeisend belang stelt NNEK onder meer dat het bedrag ten onrechte uit haar vermogen is gevloeid. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt echter dat dit voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden.
NNEK stelt voorts dat zij geen andere middelen heeft om [gedaagden] tot betaling te bewegen.
In dit geval kan ook een vonnis in kort geding daar niet toe leiden, aangezien voor een toewijzend vonnis vereist is dat het bestaan van de vordering in hoge mate aannemelijk is geworden. Aan deze voorwaarde is gezien hetgeen hiervoor is overwogen niet voldaan.
Ten slotte heeft NNEK aangevoerd dat er een volledige bankgarantie is afgegeven voor het gevorderde bedrag. [gedaagden] heeft dit gemotiveerd betwist; bij aanvang van de procedure is er door de toenmalige advocaat van [gedaagden] beslag gelegd voor de gehele vordering van ongeveer € 750.000,-, maar het is niet duidelijk of er toen rekening is gehouden met de proceskosten. Bovendien ontkent [gedaagden] dat er voorafgaand aan het kort geding sprake is geweest van overleg over (de hoogte van) de bankgarantie.
Hetgeen overigens door NNEK is aangevoerd is onvoldoende om tot de conclusie te kunnen leiden dat er sprake is van een spoedeisend belang aan haar zijde.
4.7. Ten slotte verweert [gedaagden] zich met de stelling dat het beslag destijds is gelegd omdat NNEK toen geen sterke achtergrond had, hetgeen door NNEK niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is betwist. Ter terechtzitting is niet gebleken dat de financiële positie van NNEK inmiddels is verbeterd, zodat niet is komen vast te staan dat er geen sprake is van een restitutierisico.
4.8. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van NNEK dient te worden afgewezen.
4.9. NNEK zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt NNEK in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 1.067,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2007.