Hof Amsterdam, 06-03-2020, nr. 23-004183-18
ECLI:NL:GHAMS:2020:896
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
06-03-2020
- Zaaknummer
23-004183-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:896, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑03‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:484
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑03‑2020
Inhoudsindicatie
13Leyburn. Veroordeling wegens voorbereiding kaping van een helikopter door twee of meer personen, medeplegen poging een gevangene te bevrijden (dmv helikopter) en medeplegen voorhanden hebben van wapens. Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004183-18
datum uitspraak: 6 maart 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-728020-18 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep 3, 5, 6, 7 en 24 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij:
1. zich in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot kaping van een helikopter door deze helikopter met geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht te brengen/houden en/of van zijn route af te doen wijken.
Subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen een kaping van een helikopter heeft voorbereid.
2. in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 samen met anderen heeft geprobeerd een gevangene, te weten [gevangene] , uit de Penitentiaire Inrichting te Roermond te bevrijden.
3. in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 al dan niet samen met anderen, wapens voorhanden heeft gehad, waaronder automatische vuurwapens, munitie en wapenonderdelen (patroonhouders en –magazijnen).
4. zich in de periode van 7 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van heling van drie auto’s, te weten een Audi met origineel kenteken [XX-XXX-X] , een BMW met origineel kenteken [YY-YYY-Y] en een BMW voorzien van (valse) kentekenplaten [ZZ-ZZ-ZZ] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van het arrest.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
1. Bewijsoverwegingen
1.1
De verdachte staat met acht anderen terecht in het strafrechtelijk onderzoek 13Leyburn. De tenlastelegging, zoals hierboven kort omschreven, is in alle zaken min of meer gelijkluidend. De verdachten wordt bovendien telkens medeplegen verweten, met uitzondering van [IM] . Daarnaast zijn ook feitelijk de zaken zeer nauw met elkaar verweven. Daarom, alsmede om praktische redenen, is het hof in alle zaken tot een gelijkluidende beschrijving en beoordeling van de relevante feiten en omstandigheden gekomen. Dat heeft tot gevolg dat in de navolgende overwegingen ook enkele passages voorkomen die de verdachte strikt genomen niet direct treffen. Bovendien worden sommige relevant geoordeelde feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken, onvermijdelijk herhaald bij de bespreking van de feitelijke betrokkenheid van elke verdachte, dan wel wordt verwezen naar eerdere of latere overwegingen.
1.2
Voor zover het hof tot een veroordeling is gekomen zijn de daartoe redengevende feiten en omstandigheden afgeleid uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II van het arrest.
2. Bevrijdingsactie
2.1
De zaak draait kort gezegd om het plan [gevangene] (hierna: [gevangene] ) uit de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Roermond te bevrijden met behulp van een gekaapte helikopter. Dat uit de bewijsmiddelen blijkt van dit plan is door de verdediging niet bestreden. Evenmin is bestreden dat het de bedoeling was dat de eenmaal gekaapte helikopter zou worden bestuurd door de daarvoor speciaal uit Colombia overgekomen medeverdachte [GB] .
2.2
Het was aanvankelijk de bedoeling [gevangene] op 4 oktober 2017 te bevrijden. Door een persoon die opgaf te zijn [IM] (hierna ook wel genoemd: [IM] ) is getracht om bij HeliCentre Lelystad een helikopter te huren. Hij vertelde dat hij een rondvlucht wilde maken met zijn vriendin en dat hij op 4 oktober 2017 wilde vertrekken van heliplatform Heythuysen (Limburg). De helikopter die hij wilde huren was geschikt om vier passagiers te vervoeren. Mede omdat de huurder vertelde dat hij afkomstig was uit Amsterdam, wekte dit argwaan. Daarop is contact gezocht met de luchtvaartpolitie. Vervolgens is een pseudodienstverleningstraject opgestart waarbij het contact met HeliCentre werd overgenomen door de politie. Daarnaast zijn telefoongesprekken afgeluisterd en is een aantal in beeld gekomen verdachten geobserveerd. De rondvlucht is in eerste instantie geannuleerd. Daarna is afgesproken de rondvlucht op 11 oktober 2017 te maken. De huurder zou zich om 13.30 uur melden op Kempen Airport in Budel (Noord-Brabant). De helikopter zou daar opstijgen en in Weert (Limburg) een tussenlanding maken om de ‘vriendin’ van de huurder op te halen.
2.3
Uit het dossier blijkt dat [GB] van Bogota (Colombia) naar Brussel is gevlogen en daar op 27 september 2017 is geland. Hij zou aanvankelijk weer terugvliegen op 8 oktober 2017, maar de terugvlucht is – kennelijk in verband met de uitgestelde helikoptervlucht – door hemzelf op 8 oktober 2017 omgeboekt naar 14 oktober 2017.
2.4
[GB] verbleef in een hotel in Brussel. Daar is hij op 28 en 30 september 2017 opgehaald en naar café La Carambole in Roosendaal gebracht, waar besprekingen hebben plaatsgevonden over de op handen zijnde bevrijdingsactie. Dat [GB] hier is geweest volgt uit zijn eigen verklaring en de gegevens uit zijn iPad, waaruit blijkt dat die op 28 en 30 september 2017 verbinding heeft gemaakt met het wifi-netwerk van La Carambole.
2.5
De nacht voor de op 4 oktober 2017 geplande helikoptervlucht heeft een aantal verdachten, waaronder [GB] , verbleven in ‘B&B De Xtra Mijl’ in Eindhoven.
2.6
Nadat de eerste helikoptervlucht is geannuleerd heeft [GB] vanaf 8 oktober 2017 verbleven in een woning aan de [A-straat] te Amsterdam. Die woning blijkt, gelet op dat verblijf van [GB] , en de aangetroffen spullen die in verband kunnen worden gebracht met de bevrijdingsactie (zoals blauwe touwen en restanten van het vervaardigen van kraaienpoten), louter te zijn gebruikt voor de beoogde strafbare feiten. De huurder, verdachte [HM] (hierna ook wel genoemd: [HM] ), heeft in elk geval niet verklaard dat de woning voor (ook) andere doeleinden werd gebruikt en anderszins is daarvan niet gebleken.
2.7
Tussen 9 oktober en de geplande vlucht op 11 oktober 2017 is door een aantal verdachten verschillende keren een Praxis bezocht. Daar zijn goederen gekocht die in verband kunnen worden gebracht met de bevrijdingsactie, zoals grijze pvc buizen en schroeven, waarmee de kraaienpoten zijn gemaakt. In de tussentijd is met HeliCentre, althans met een verbalisant die zich voordeed als een medewerker, een nieuwe afspraak gemaakt voor een helikoptervlucht. Daarbij is voorgewend dat [IM] de huurder was en hij diens vriendin wilde verrassen. In verband met die verrassing is ook een tussenlandingslocatie in Weert afgesproken, waarbij liever geen grondpersoneel aanwezig moest zijn; zogenaamd om de verrassing niet te bederven.
2.8
Op 11 oktober 2017 heeft [HM] zich, met een bosje bloemen in de hand, gemeld op Kempen Airport te Budel voor de geplande rondvlucht. Hij deed zich voor als [IM] . De politie heeft de verdachte – uiteraard – niet laten opstijgen en hem aangehouden.
2.9
Ondertussen stond nabij de locatie van de tussenlanding in Weert een lichtblauwe BMW 335i gereed met daarin een viertal verdachten, waaronder [GB] . Naderhand is gebleken dat de BMW was gestolen en voorzien van valse kentekenplaten. Als het arrestatieteam (AT) tot aanhouding wil overgaan weet de BMW te ontkomen. Na een wilde achtervolging wordt de verdachte [SH] aangehouden als bestuurder. De drie andere inzittenden zijn ontkomen.
2.10
In de BMW 335i zijn twee autobanden, met daaraan blauwe touwen vastgeknoopt, aangetroffen. Aan het uiteinde van het touw zat een karabijnhaak. Deze constructie was kennelijk bedoeld om mee te nemen in de helikopter om zo [gevangene] van de luchtplaats van P.I. Roermond te kunnen takelen. De blauwe touwen zijn soortgelijk aan de restanten van blauw touw die in de woning in de [A-straat] zijn aangetroffen. In de BMW lag verder een kartonnen doos met zelfgemaakte (van grijze pvc buizen en schroeven) kraaienpoten, een zwarte jerrycan met gele dop met benzine en vuurwerk (vuurpijlen).
2.11
Genoemde BMW is niet de enige gestolen auto waarvan de verdachten gebruik hebben gemaakt. In de Beethovenstraat in Roermond zijn namelijk een gestolen BMW 550 (die daarvoor in Maarheeze stond) en een gestolen Audi A4 klaargezet, elk met valse kentekenplaten. In de BMW 550 is een rode plastic bak met soortgelijke kraaienpoten aangetroffen, een soortgelijke jerrycan benzine en één vuurpijl.
2.12
Genoemde Audi A4 is met de BMW 550 in de ochtend van 11 oktober 2017 verplaatst naar Sint Joost. Dat is ook in de nabijheid van P.I. Roermond. Rond het tijdstip van de geplande bevrijdingsactie was enkel de Audi A4 bemand. In de Audi zaten de verdachten [JA] als bestuurder en [OA] als bijrijder. Kennelijk stond deze auto gereed om het verdere vervoer van [gevangene] na zijn ontsnapping uit de P.I. mogelijk te maken. Het is immers hoogst onwaarschijnlijk dat met [gevangene] , hangend in of aan een autoband, lang zou zijn rondgevlogen.
2.13
Ook [JA] en [OA] zijn aanvankelijk aan de aanhouding door het AT ontkomen. Dat resulteerde in een wilde achtervolging waarbij door leden van het AT op de Audi is geschoten. Uiteindelijk is de Audi van de weg geramd en zijn de inzittenden gevlucht. [OA] heeft zich vrij snel overgegeven en is aangehouden. [JA] is blijven vluchten en op hem is vervolgens geschoten als gevolg waarvan hij is overleden.
2.14
Bij nader onderzoek aan de Audi blijkt dat daarin een soortgelijke rode bak met soortgelijke kraaienpoten lag, een soortgelijke jerrycan met benzine en een plastic tasje met soortgelijke vuurpijlen.
2.15
Door het arrestatieteam is tijdens de achtervolging van de Audi waargenomen dat daaruit een langwerpige, zwarte tas is gegooid. Langs de vluchtroute is die dag een zwarte tas aangetroffen met daarin twee gevulde patroonmagazijnen (merk CZ, model Cz58), aan elkaar vastgemaakt met duct tape, en losse munitie. Een dag later wordt in de berm een, niet geladen, automatisch vuurwapen aangetroffen van het merk Ceska Zbrojovka (CZ). Dat wapen lijkt op een zogenaamde, en meer bekende, AK-47.
2.16
Op 13 november 2017 wordt op de Koenraadtweg te Maarheeze, de vluchtroute van de blauwe BMW 335i, een tas gevonden. Daarin zaten een automatisch vuurwapen (ook gelijkend op een AK-47), twee gevulde patroonmagazijnen aan elkaar vastgemaakt met duct tape, een revolver van het merk Smith & Wesson met patronen en een pistool van het merk Walther, inclusief patroonmagazijn.
2.17
Uit forensisch onderzoek (scheurranden) is gebleken dat de kans dat de beide stukken duct tape, zoals hiervoor onder 2.15 en 2.16 benoemd, oorspronkelijk één geheel hebben gevormd waarbij de gescheiden uiteinden direct aan elkaar hebben gezeten zeer veel waarschijnlijker is, dan dat de twee tapedelen oorspronkelijk niet een geheel hebben gevormd.
2.18
Bij de doorzoeking in de [A-straat] is, in een afsluitbare muurkast in de slaapkamer, ook een automatisch vuurwapen (Crevena Zastava; een aanvalsgeweer, ook gelijkend op een AK-47) aangetroffen. In die kast lag verder nog een patroonmagazijn met 30 stuks munitie en een plastic zakje met daarin 12 stuks munitie, kaliber .22 Long Rifle met bodemstempel REM (Remington) en een schroefbare loopdop van een vuurwapen.
2.19
De verdachten hebben naast genoemde, gestolen, auto’s ook gebruik gemaakt van een gehuurde Peugeot 208 met kenteken [QQ-QQQ-Q] (hierna: de Peugeot 208) en een gehuurde Opel Astra met kenteken [RR-RRR-R] (hierna: de Opel Astra). Beide auto’s zijn gehuurd op naam van [MT] , adres: [S-straat] 37. Op het adres [S-straat] 37-1 staat de verdachte [AN] ingeschreven, op nummer 35-1 staat de verdachte [IM] ingeschreven.
2.20
In de Opel Astra is later door de politie, in de kofferbak onder de mat, een pistool van het merk Walther PPK met een daarop geschroefde geluiddemper aangetroffen. In het magazijn van het pistool zaten acht patronen met bodemstempel REM. In de [A-straat] is de in 2.19 genoemde munitie met bodemstempel REM aangetroffen. Deze bodemstempel kwam overeen met het bodemstempel van de munitie uit de Walther en bovendien was de munitie uit de [A-straat] ook geschikt om met de Walther verschoten te worden. De in 2.19 genoemde schroefbare loopdop komt qua maatvoering overeen met de ontbrekende loopdop (die zal zijn verwijderd in verband met de opgeschroefde geluiddemper) op de Walther.
2.21
In de P.I. Roermond zou [gevangene] om 13:55 uur gaan luchten, maar dat is – na contact met de politie – door medewerkers van de P.I. verhinderd. [gevangene] bleek in bezit van twee mobiele telefoons. Met één daarvan stond hij in contact met de verdachten.
3. Betrokkenheid verdachten
Hieronder zal per verdachte nader worden beschreven wat van diens feitelijke betrokkenheid blijkt. Door alle verdachten, met uitzondering van [HM] , is het verweer gevoerd dat van hun betrokkenheid niet uit de bewijsmiddelen blijkt. Die verweren worden echter door de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen weerlegd.
[IM]
3.1
Op 20 september 2017 heeft zich een persoon gemeld bij het heliplatform in Heythuysen in verband met het huren van een helikopter. Een medewerker heeft de man verwezen naar het kantoor in Lelystad. Op 29 september 2017 heeft een man, gebruikmakend van telefoonnummer [nummer] (hierna: *9055) zich gemeld bij het kantoor van HeliCentre in Lelystad. Hij zei een rondvlucht te willen maken van een half uur in een vijf persoons helikopter en dat hij wilde vertrekken vanaf het platform in Heythuysen. Hij stelde zich voor als [IM] , woonachtig op de [S-straat] 35-1 in Amsterdam. Er werd overeengekomen dat de vlucht op woensdag 4 oktober 2017 om 13.00 uur zou gaan plaatsvinden. Hij heeft vervolgens zowel een kopie van zijn eigen legitimatiebewijs als ook een kopie van het legitimatiebewijs van zijn vriendin (het hof begrijpt: [PE] ) gestuurd per e-mail. Het gebruikte e-mailadres was: [e-mailadres] . Op 4 oktober 2017 om 10:29 uur belt het nummer *9055 naar HeliCentre. De *9055 maakt op dat moment gebruik van de cell-id gevestigd op de Vestdijk in Eindhoven. Direct aansluitend belt het nummer *9055 met het telefoonnummer [nummer] (hierna: *9787). Dat nummer was in gebruik bij [HM] .
[IM] ontkent de persoon te zijn die contact met HeliCentre heeft gehad op 20 september 2017 en eind september 2017/begin oktober 2017 en door [HM] is verklaard dat zijn broer [IM] er niets mee te maken heeft en dat hij – [HM] – met gebruikmaking van de persoonsgegevens van [IM] en diens mobiele telefoon contact met HeliCentre heeft gehad en voor de helikoptervlucht op 4 oktober 2017 heeft betaald. Desondanks gaat het hof er van uit dat het [IM] is geweest die dit contact heeft gehad. Het hof betrekt bij deze vaststelling het navolgende.
Op 2 oktober 2017 is [IM] naar een ING filiaal gegaan en heeft € 800,00 gestort op zijn eigen rekening. Kort daarna is er vanaf deze bankrekening een aanbetaling gedaan van € 750,00 aan HeliCentre.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2017 verbleef [IM] met [PE] (hierna: [PE] ) in het Hampshire hotel, gevestigd op de Vestdijk in Eindhoven.
Het telefoonnummer [nummer] (hierna: *0337) staat op naam van ‘ [IM] ’ (het hof begrijpt: [IM] ) [IM] . Op 3 oktober 2017 verplaatste de telefoon met het nummer *0337 zich van Amsterdam naar Eindhoven. Om 22:48 uur maakte deze telefoon gebruik van de cell-id op het Stationsplein in Eindhoven. Tussen 3 oktober 2017 om 22:48 uur en 4 oktober 2017 om 12:29 uur zijn er geen (bel)activiteiten geregistreerd met deze telefoon. Op 4 oktober 2017 om 12:29 uur maakte de telefoon gebruik van een cell-id in Zwijndrecht.
De telefoon met het telefoonnummer *9055 maakte op 4 oktober 2018 tussen 02:37 en 04:05 uur gebruik van een cell-id op de Jan van Hooffstraat in Eindhoven. Er zijn in die periode twee inkomende gesprekken geregistreerd met het nummer *9787.
Tussen 10:27 uur en 10:39 uur maakte de telefoon met het nummer *9055 gebruik van de cell-id’s in de Jan van Hooffstraat in Eindhoven en op de Vestdijk in Eindhoven. Om 12:31 uur maakte de telefoon gebruik van een cell-id in Zwijndrecht.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de telefoons met de nummers *0337 en *9055 op hetzelfde moment in Eindhoven en later in Zwijndrecht zijn geweest en het daarom buiten redelijke twijfel is dat dezelfde gebruiker gebruik maakte van de nummers *0337 en *9055. Dat het [IM] was die op dat moment gebruik maakte van deze nummers en niet zijn broer [HM] leidt het hof (mede) uit het navolgende af.
[PE] heeft verklaard dat zij een jongen genaamd ‘ [IM] ’ uit Amsterdam kent en dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer *0337. Hij had tegen haar gezegd dat hij haar op 3 oktober (het hof begrijpt: 2017) mee wilde nemen naar een hotel in Eindhoven. Ze hebben de nacht van 3 op 4 oktober 2017 in hotel Hampshire in Eindhoven verbleven. Hij had een verrassing voor haar en op een factuur had zij gezien dat hij daarvoor € 750,00 had betaald. Op 4 oktober zei hij dat de verrassing niet doorging en heeft hij haar thuisgebracht ( [PE] woonde in de Den Haag en Zwijndrecht ligt op de route vanuit Eindhoven). Op de haar getoonde foto van [IM] herkent ze ‘ [IM] ’.
Het hof heeft bovendien in aanmerking genomen de omstandigheid dat, toen de vlucht voor 4 oktober 2017 in de ochtend werd geannuleerd, de aanbetaling op dezelfde rekening ten name van [IM] wordt teruggestort door HeliCentre. Dit bedrag wordt aansluitend overgemaakt naar de spaarrekening ten name van [IM] .
Op 8 oktober 2017 is er opnieuw contact tussen het HeliCentre en het nummer *9055 geweest. In dat gesprek werd een afspraak gemaakt voor het huren van de helikopter voor de komende woensdag (het hof begrijpt: 11 oktober 2017). Hoewel het hof er niet van uit gaat dat het de verdachte [IM] is geweest die deze afspraak maakt, wordt wel gemeld dat de bevestiging naar hetzelfde e-mailadres gestuurd kan worden als de vorige keer is gebruikt. Op dit e-mailadres werd de bevestiging ook ontvangen. Op 9 oktober 2017 (verwerkt op 10 oktober 2017) werd er opnieuw vanaf de bankrekening op naam van [IM] een bedrag van € 750,00 overgemaakt op de rekening van HeliCentre.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat het [IM] is geweest die op 29 september 2017 contact heeft opgenomen met HeliCentre voor het boeken van een helikoptervlucht op 4 oktober 2017. De bevestiging is naar zijn e-mailadres gestuurd en de betaling is vanaf zijn bankrekening overgemaakt op de rekening van HeliCentre, nadat hij zelf direct daaraan voorafgaand € 800,00 cash had gestort op zijn rekening. Het is [IM] geweest die in de nacht van 3 op 4 oktober 2017 in de Hampshire in Eindhoven heeft overnacht en toen gebruik maakte van de nummers *9055 en *0337 en hij was degene die de volgende morgen met de *9055 contact had met het HeliCentre en aansluitend contact had met [HM] , die gebruik maakte van telefoonnummer *9787. Het hof gaat er op grond van het voorgaande tevens van uit dat het [IM] is geweest die op 20 september 2017 bij het heliplatform in Heythuysen is geweest, nu de telefoon met het nummer *0337 op dat moment in de directe omgeving van Heythuysen is geregistreerd en niet aannemelijk is geworden dat [IM] op dat moment niet zelf over zijn telefoon beschikte, temeer nu het ook [IM] is geweest die ruim een week later het contact met HeliCentre heeft. Hoewel [HM] tijdens zijn aanhouding op 11 oktober 2017 in het bezit was van het identiteitsbewijs en de bankpas van [IM] acht het hof het gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet aannemelijk geworden dat het [HM] is geweest die op 20 september en in de periode van 29 september tot en met 4 oktober 2017 de telefoons met nummers *9055 en *0337 gebruikte (waarbij van belang is dat het nummer *9055 meerdere keren contact heeft gehad met het nummer *9787 van [HM] zelf) en het contact met het HeliCentre heeft onderhouden en de betalingen vanaf de rekening van [IM] heeft verricht.
[GB]
3.2
Hierboven onder 2.1, 2.3 en 2.4 is met betrekking tot de verdachte [GB] al overwogen dat hij naar Nederland is gekomen, omdat hij een klus als helikopterpiloot had aanvaard. Verdachte verbleef aanvankelijk in een hotel in Brussel. Op 28 en 30 september 2017 is hij daar opgehaald en naar café La Carambole in Roosendaal gebracht. [GB] heeft in elk geval [HM] herkend als één van de personen die hem in Brussel heeft opgehaald. In La Carambole heeft [GB] volgens zijn eigen verklaring “Spaanse Mohamed” ontmoet. Van een aan [GB] getoonde foto heeft hij de verdachte [verdachte] herkend als de “Spaanse Mohamed”. Tijdens deze ontmoetingen is er gesproken over het plan een gevangene te bevrijden met behulp van een door [GB] bestuurde helikopter. In elk geval vanaf dat moment is [GB] van de bevrijdingsactie op de hoogte. Op de iPad van [GB] is een foto getoond van de P.I. Roermond en is verteld dat daar de bevrijding zou moeten plaatsvinden.
Over de manier waarop [GB] de beschikking zou krijgen over de helikopter heeft hij volgens zijn eigen verklaring gehoord dat er een helikopter zou worden gehuurd en op het moment dat deze was geland zouden ze de piloot “eruit halen”. De piloot en de mensen in de directe buurt van de helikopter zouden worden “gepakt”. Als de piloot eruit was gehaald zou [GB] de besturing van de helikopter overnemen en [HM] of [verdachte] zou met die helikopter meegaan met een AK-47. Zowel van [HM] als [verdachte] had hij gehoord dat ze zouden gaan schieten bij problemen, bijvoorbeeld bij de gevangenis.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2017 verbleef [GB] in B&B De Xtra Mijl in Eindhoven.
In de nacht van 10 op 11 oktober 2017 verbleef [GB] met [AN] , [HM] , [RM] , [OA] , [SH] en [SM] in het Blue Collar hotel in Eindhoven.
Verdachte was op 11 oktober 2017 inzittende van de BMW 335i te Weert en was daar in afwachting van de helikopter. Toen de politie kwam is de BMW met hoge snelheid weggereden. Tijdens die vlucht is door de bijrijder van de BMW een tas uit het raam gegooid. Daarin zaten de al onder 2.16 beschreven wapens. Volgens [GB] was die bijrijder ‘het dikkertje’. Tijdens het tonen van een serie foto’s heeft [GB] de verdachte [RM] herkend als ‘het dikkertje’. Uit de in het dossier opgenomen fotoserie van de verdachten blijkt dat [RM] de enige is met een fors, gezet postuur.
Beoordeling betrouwbaarheid verklaringen [GB]
heeft belastend verklaard in de zaken tegen de medeverdachten en het komt bij de beoordeling van de bewijsmiddelen in die zaken onder meer aan op de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door [GB] afgelegde belastende verklaringen. Daarbij geldt dat hij op onderdelen wisselend heeft verklaard dan wel op punten de tolk een soms sturende rol lijkt te hebben gehad en meerdere keren personen ( [OA] , [SM] en [AN] ) met elkaar heeft verward. Om die reden dient terughoudend te worden omgegaan met die onderdelen van zijn verklaringen en moet worden bezien of deze in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van [GB] valt wel af te leiden dat hij op hoofdlijnen consistent heeft verklaard en dat zijn verklaringen op veel punten bevestiging vinden in overige onderzoeksbevindingen. Die betreffen onder meer observaties, historische telecomgegevens van in dit onderzoek betrokken telefoons, camerabeelden, registraties in politiesystemen, track and trace-gegevens van gebruikte huurauto’s en gegevens van de iPad en iPhone van [GB] . Om die reden is het hof van oordeel dat weliswaar terughoudend met zijn verklaringen dient te worden omgegaan, maar brengt dat niet mee dat voor ieder onderdeel van zijn verklaring een bevestiging door een ander bewijsmiddel is vereist. De door het hof gebruikte onderdelen van de verklaring van [GB] voor het bewijs tegen de medeverdachten acht het hof voldoende betrouwbaar en, voor zover nodig, voldoende bevestigd door andere bewijsmiddelen.
[HM]
3.3
[HM] maakte gebruik van de (bij zijn aanhouding aangetroffen) telefoons met het nummer *9787, het nummer [nummer] (hierna: *8769) en [nummer] (hierna: *7214). Het gebruik van deze nummers is door [HM] niet betwist.
Vanaf 31 juli 2017 heeft [HM] de woning aan de [A-straat] 21 in Amsterdam gehuurd van [OuA] . In deze woning heeft [GB] enkele nachten verbleven. Hoewel onduidelijk is wie zijn komst naar Nederland heeft geregeld, is hij op 28 september 2017 door [HM] en een andere Marokkaanse man opgehaald vanuit Brussel en naar Roosendaal gebracht. Daar vond de hierboven beschreven ontmoeting met “Spaanse Mohamed” plaats, de verdachte [verdachte] . Die maakte gebruik van de telefoonnummers [nummer] (hierna: *5909) en [nummer] (hierna:*8205), zoals hierna bij de bespreking van de rol van [verdachte] zal blijken. Op 30 september 2017 is er nog een ontmoeting met [verdachte] in café La Carambole in Roosendaal geweest, waar [HM] ook bij aanwezig was.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2017 verbleef [HM] samen met enkele anderen, waaronder [GB] , in B&B De Xtra Mijl in Eindhoven. In die nacht heeft er ook een ontmoeting plaatsgevonden in of in de omgeving van café La Carambole. Bij die ontmoeting waren aanwezig [verdachte] , [HM] en een onbekend gebleven persoon. De volgende ochtend is – zoals hiervoor reeds besproken – de geplande vlucht voor 4 oktober 2017 gecanceld.
Op 7 oktober 2017 werd de gebruiker van de *9055 gebeld door [HM] met het nummer *9787 waarin [HM] tegen de gebruiker van *9055 zegt wat hij tegen HeliCentre moet zeggen. In dit gesprek werd gesproken over ‘een neef’ en ‘in de lucht’. Even later koppelde de gebruiker van *9055 zijn gesprek met HeliCentre terug inhoudende dat het is gelukt. De gebruiker van de *9055 is op deze momenten niet [IM] , maar de verdachte [AN] , zoals onder 3.6 nader zal worden beschreven.
Op 9 oktober 2017 zijn [AN] en [HM] tegen 14.00 uur samen in de Praxis geweest voor de aankoop van schroeven en grijze pvc buizen. Daarna reden zij langs de [A-straat] , vervolgens naar een outdoor winkel, en weer terug naar de [A-straat] . Om 18.35 uur is gezien dat [AN] twee autobanden uit de kofferbak van de Peugeot 208 haalde en weer richting de [A-straat] liep. Rond 22:51 uur vertrokken [HM] , [AN] en een voor het observatieteam (OT) onbekende persoon in de Opel Astra met kenteken [RR-RRR-R] vanaf de [A-straat] . Omstreeks 00:00 uur (middernacht) werden [HM] , [AN] en [GB] in de Opel Astra in Rotterdam staande gehouden en gecontroleerd. In Rotterdam heeft er een ontmoeting met [verdachte] plaatsgevonden.
Op 10 oktober 2017 omstreeks 15:45 uur heeft [HM] een ontmoeting met [RM] op de Bilderdijkkade in Amsterdam gehad. [HM] was samen met [AN] in de Opel Astra gekomen. Omstreeks 16.30 uur is [HM] naar de Praxis gegaan voor de aankoop van spanbanden en een doos schroeven. Hij was toen – zoals hieronder in 3.7 nader uiteen wordt gezet – in gezelschap van [OA] . Aansluitend bezocht hij de [A-straat] .
In de avond van 10 oktober 2017 omstreeks 20.00 uur reden [RM] , [SH] en [SM] in de Peugeot 208 via Rotterdam naar Roermond. Rond 00:25 uur stond de Peugeot 208 op de Plutolaan in Roermond. Kort daarna arriveerde de Opel Astra op de Plutolaan in Roermond. Om 01:24 uur arriveerde de Peugeot in Eindhoven en omstreeks 02.10 uur stonden [SM] , [SH] en [RM] aan de balie van het Blue Collar hotel in Eindhoven om in te checken in kamer 107. De Opel Astra keerde vanaf Roermond terug naar Amsterdam en reed eerst naar de [S-straat] , waar [AN] woonachtig was en vervolgens reed de auto naar het verblijfadres van [OA] om daarna via de [A-straat] , waar [GB] verbleef, weer richting het zuiden te rijden. Om 04.14 uur werd er bij het Shell tankstation in Breukelen getankt. In de Opel Astra zaten toen [AN] als bestuurder, [HM] als passagier rechts voor en [GB] zat links achterin. Later die nacht checkte [OA] in omstreeks 05.20 uur in het Blue Collar hotel terwijl op dat moment [GB] naast hem staat. [HM] is die nacht ook in het Blue Collar hotel geweest evenals [AN] en hebben geslapen in kamer 108.
De volgende ochtend omstreeks 11:15 uur heeft [HM] een gesprek met [verdachte] gehad. [HM] vraagt of er vijf personen in één auto moeten of dat ze verdeeld worden over twee auto’s. [verdachte] laat de beslissing aan [HM] omdat hij “patron van deze dingen is”. Ook informeert [verdachte] of die andere, die gaat vliegen (het hof begrijpt: de piloot [GB] ), klaar staat.
Om 11:59 uur en om 12:00 uur probeerde [gevangene] met het nummer [nummer] (hierna: *9088) contact te krijgen met het nummer *7214 van [HM] . Om 12:31 uur is er een gesprek geweest tussen de gebruikers van de beide nummers.
Om 12:49 uur koppelde [HM] een gesprek, dat hij enkele minuten eerder met [verdachte] heeft gehad, terug aan [RM] (op het nummer eindigend op *0129 waarvan hierna onder het kopje ‘ [RM] ’ is overwogen dat dit nummer bij [RM] in gebruik is geweest) en zegt dat die “Wajong” (het hof begrijpt: [OA] ) bij “Niffo” (“niffo” betekent neef, [JA] is de neef van [verdachte] zodat het hof begrijpt dat met “niffo” [JA] wordt bedoeld) blijft omdat ze de auto niet neer kunnen zetten. Om 12:57 uur zegt [verdachte] tegen [HM] dat het erg van belang is dat [HM] belt als hij is opgestegen omdat ze nog 10 minuten moeten rijden. Om 13:04 uur zegt [verdachte] tegen [HM] dat hij pas 5 over 2 moet vertrekken. Dit in verband met het feit dat “ze misschien nog in de gang staan en als ze dan de helikopter zien en er alarm wordt geslagen, ze (het hof begrijpt: de gedetineerden) niet naar buiten mogen”. [HM] geeft aan precies om 2 uur te zullen vertrekken.
Om 13:06 uur reed de Opel Astra met daarin [AN] als bestuurder en [HM] als bijrijder het terrein van het benzinestation Esso in Budel op. [AN] kocht een bos bloemen en reed vervolgens enige tijd rondjes in de buurt van Kempen Airport. Om 13:18 uur belde [HM] met [RM] in welk telefoongesprek [HM] zegt dat hij nog niet binnen is geweest en pas om kwart voor 2 wil proberen te vliegen. [RM] zegt dat hij er nog niet is. [RM] vraagt aan [HM] of hij een vuurwapen bij zich heeft. [HM] bevestigt dit maar is bang dat er op de luchthaven een metaaldetector is.
Om 13:24 uur liet [gevangene] met het nummer *9088 aan [RM] weten dat “dit zijn nummer is”. Een minuut later liep [HM] Kempen Airport binnen. Een paar minuten later liep hij weer naar buiten en had een telefoongesprek met [verdachte] . In dit gesprek laat [HM] weten dat er met een ander type helikopter zal worden gevlogen. Op zijn vraag of hij een vuurwapen mee moet nemen, antwoordt [verdachte] dat hij dat niet moet doen omdat het een te groot risico is en dat hij er voor moet zorgen dat “de boys dat voor hem hebben”. Aansluitend belde [HM] met [RM] en zegt dat hij geen vuurwapen kan meenemen en dat zijn telefoon uit moet maar dat hij de telefoon in de lucht weer aan zal zetten. Ze (het hof begrijpt: de personen die op de tussenlandingsplek zullen wachten) moeten niet zichtbaar zijn vanuit de helikopter als ze gaan landen. [RM] moet een wapen klaar hebben liggen. Als de helikopter geland is loopt hij naar [RM] en zal het wapen overnemen en dan terug gaan naar de helikopter. [RM] zegt dan dat hij het wapen “tussen zijn benen” kan leggen. Om 13.40 uur ging [HM] wederom Kempen Airport binnen.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang, alsook in samenhang met de gedragingen van de medeverdachten, beschouwd in hoge mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van [HM] bij de hieronder nader omschreven strafbare feiten (voorbereidingshandelingen kaping en de poging bevrijding). Gelet hierop had het op de weg van [HM] gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat [HM] een sturende, leidende rol heeft in het plan om [gevangene] uit de P.I. in Roermond te bevrijden en daarvoor een helikopter te kapen. Hij heeft rechtstreeks contact met [gevangene] en overlegt over de uitvoering van het plan met [RM] en [verdachte] . Hij is actief in de voorbereiding (huren [A-straat] , aankopen in de Praxis), is aanwezig bij overleggen met [GB] en is aanwezig in B&B De Xtra Mijl en het Blue Collar hotel. Tot slot is hij degene die op 11 oktober 2017 naar Kempen Airport gaat om in de helikopter te stappen.
[verdachte]
3.4
[gevangene] zat gedetineerd in P.I. Roermond. Op 20 april 2017 heeft [gevangene] bezoek gehad van twee personen: [MY] en de verdachte [verdachte] . De gesprekken zijn tijdens het bezoek opgenomen en afgeluisterd. Tijdens het beluisteren werden twee mannenstemmen en één vrouwenstem gehoord. Alle drie de personen spraken met een Marokkaans accent. [verdachte] sprak tevens met een licht Brabants dialect.
Op 4 augustus 2017 heeft [gevangene] een uitgaand gesprek met een man op telefoonnummer [nummer] (hierna: *9049). Dit nummer is volgens CIOT-gegevens in gebruik bij [WB] , de partner van [verdachte] .
In gesprekken tussen *9787 ( [HM] ) en het nummer [nummer] (hierna: *7351) worden twee mannenstemmen gehoord. De gebruiker van *7351 heeft een Marokkaans accent en spreekt met een licht Brabants dialect. Dit geldt ook voor de gebruiker van het nummer *8205, die eveneens contact heeft met *9787 ( [HM] ). In een proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant met nummer T-559 geconcludeerd dat de gebruiker van *8205, *7351 en *9049 een en dezelfde persoon is. Dan is de vervolgvraag of [verdachte] de gebruiker is van de nummers *8205 en *7351.
Nummer *8205
Op 11 oktober 2017 om 7.55 uur wordt nummer *9787 ( [HM] ) gebeld door nummer *8205. [HM] zegt dat hij in “Eindje” (het hof begrijpt: Eindhoven) is. De *8205 zegt: “jij gaat met die man mee toch?” en “Niffo die gaat rijden” waarop [HM] zegt: “je hoeft eigenlijk niet eens mee man, alleen niffo man”. Het hof stelt vast dat hier gesproken wordt over [JA] , de latere bestuurder van de Audi A4.
Om 12:25 uur vindt er een gesprek plaats tussen nummer *9787 ( [HM] ) en de gebruiker van nummer *8205. Laatstgenoemde zegt dat hij even een broodje aan het eten is vlak bij het winkelcentrum. De *8205 peilt dan uit op een zendmast op de Beethovenstraat in Roermond.
Uit camerabeelden is gebleken dat op 11 oktober 2017 om 12.25 uur [verdachte] en [JA] in eethuis Akdeniz zijn. Om 12.26 uur wordt een beltoon gehoord. Een manspersoon pakt de telefoon en voert een gesprek waarin hij onder meer zegt: “ik ben even een broodje gaan eten”. Het gesprek komt overeen met het tijdstip en de inhoud van het tapgesprek waarin [HM] (*9787) belt met de *8205 en waarin de gebruiker van nummer *8205 spreekt over een broodje eten. De persoon die de telefoon blijkens de camerabeelden beantwoord, is herkend als [verdachte] .
Gelet op de voorgaande overeenkomst, zowel wat betreft het tijdstip als de inhoud van het gesprek tussen de gebruiker van het nummer *8205 en *9787 ( [HM] ) en de vaststelling dat gezien is dat [verdachte] op dat moment de telefoon beantwoordt, stelt het hof vast dat [verdachte] de gebruiker van het nummer *8205 is. De vaststelling van de verbalisanten dat de gebruiker van de *8205 een Marokkaans accent heeft en spreekt met een licht Brabants dialect, terwijl bekend is dat [verdachte] in Bergen op Zoom woont, ondersteunt de conclusie dat de gebruiker van *8205 [verdachte] is. Dat geldt ook voor het feit dat op hetzelfde moment de verdachte [JA] , die in Frankrijk woonachtig was en de neef was van [verdachte] , in eethuis Akdeniz aanwezig was.
Nummer *7351
Hiervoor is reeds genoemd dat de gebruiker van de nummers *7351 en *8205 één en dezelfde persoon is. Gelet op het feit dat het hof voorts heeft vastgesteld dat de gebruiker van nummer *8205 [verdachte] is, heeft dit ook te gelden voor de gebruiker van *7351. Hier komt nog bij dat op 11 oktober 2017 om 12:34 uur de gebruiker van *7351 contact opneemt met *9787 ( [HM] ). De gebruiker *7351 spreekt dan Nederlands met een Marokkaans accent en een Brabants dialect. Hij zegt dat “dit nummer van Niffo” is en dat [HM] “dit nummer” moet bellen als hij is opgestegen en als hij bijna gaat landen. Niffo is – zoals hiervoor overwogen – [JA] , de neef van [verdachte] . Dat op 11 oktober 2017 om 12:34 uur dit nummer werd gebruikt door de uit Frankrijk afkomstige [JA] , is gelet op de voertaal (Nederlands) al niet aannemelijk, maar bovendien spreekt de gebruiker over [JA] in de 3e persoon: “bel hem”. De telefoon met nummer *7351 is later aangetroffen in de Audi waarvan [JA] de bestuurder was. Kennelijk heeft [verdachte] de telefoon met nummer *7351 aan [JA] overgedragen, zodat (in elk geval) [HM] rechtstreeks contact met hem kon hebben.
Het hof gaat er op grond van het voorgaande van uit dat [verdachte] de (hoofd)gebruiker was van het telefoonnummer *7351 tot 11 oktober 2017 om 13:30 uur. Op dat moment wordt *7351 gebeld door [HM] en herkent de verbalisant de stem van [verdachte] als de gebruiker van *7351. Het enkele feit dat de telefoon na 11 oktober 2017 om 13:30 uur door [JA] en/of [OA] (waarover hieronder meer) is gebruikt maakt dit niet anders.
Nummer *5909
Zoals hiervoor vastgesteld is [verdachte] de gebruiker van *8205. De nummers *8205 en *5909 maken op 11 oktober 2017 vanaf 09:33 tot en met 14:30 uur op meerdere momenten kort voor of na elkaar gebruik van dezelfde cell-id’s of cell-id’s die dicht bij zijn gelegen. Hoewel aan de raadsman van de verdachte [verdachte] moet worden toegegeven dat op 11 oktober 2017 de verschillende verdachten in wisselende samenstellingen met elkaar op pad zijn, acht het hof buiten redelijke twijfel dat de gebruiker van de nummers *8205 en *5909 dezelfde persoon is. Uit historische verkeersgegevens blijkt namelijk dat de beide nummers om 09:33/09:34 uur cell-id’s in Bergen op Zoom, de woonplaats van [verdachte] aanstralen. De *8205 straalt om 09:33 uur de cell-id aan op de Koepel 12 in Bergen op Zoom. De *5909 straalt om 09:34 uur de cell-id aan op de Burgemeester [S-laan] in Bergen op Zoom. Het woonadres van [verdachte] , [N-straat] in Bergen op Zoom is op ongeveer dezelfde afstand gelegen van deze beide cell-id’s. Dat op dat moment een ander bij [verdachte] aanwezig was is gesteld noch gebleken.
Het hof stelt daarom vast dat [verdachte] de gebruiker was van de nummers *8205, *7351 en *5909.
Reisbewegingen en telefoongesprekken
Ten aanzien van [GB] is hierboven al overwogen dat hij op 28 en 30 september 2017 ontmoetingen heeft in café La Carambole, waarbij hij van “Spaanse Mohammed”, de verdachte [verdachte] , te horen heeft gekregen over de bevrijdingsactie uit de P.I. Roermond.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2017 heeft er nog een ontmoeting plaatsgevonden in of in de omgeving van café La Carambole. Bij die ontmoeting waren aanwezig [verdachte] , [HM] en een onbekend gebleven persoon. De volgende ochtend is – zoals hiervoor reeds besproken – de geplande vlucht voor 4 oktober 2017 gecanceld.
[HM] heeft met de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (hierna: *7724) op 7 oktober 2017 omstreeks 18:40 uur een ontmoeting met [verdachte] in Roosendaal.
Hierboven is ook al beschreven dat op 10 oktober 2017 omstreeks 00:00 uur (middernacht) [HM] , [AN] en [GB] in de Opel Astra in Rotterdam staande zijn gehouden en gecontroleerd. Volgens de verklaring van [GB] heeft er daarna in Rotterdam een ontmoeting met [verdachte] plaatsgevonden. Die verklaring vindt bevestiging in het gegeven dat de Opel Corsa (op naam van de vrouw van [verdachte] ) rond 1.00 uur in Rotterdam is geweest.
Op 11 oktober 2017 in de ochtend wordt [OA] , die eerder die nacht in het Blue Collar hotel in Eindhoven had ingecheckt, in Roermond door [verdachte] en [JA] met de Opel Corsa opgehaald. [verdachte] en [JA] komen dan vanaf – zoals hierboven beschreven – eethuis Akdeniz. Zij rijden hierna met [OA] terug naar het winkelcentrum in Roermond en nemen rond 13.10 uur plaats in eethuis Akdeniz.
Rond 13.40 uur zijn [verdachte] , [JA] en [OA] met de Opel Corsa naar de Beethovenstraat in Roermond gereden, de locatie waar de Audi A4 en de BMW 550 stonden geparkeerd. [OA] stapte in de BMW 550, [JA] in de Audi A4 en [verdachte] in de Opel Corsa en ze reden naar Sint Joost. Daar rijden de drie auto’s rondjes. Kennelijk heeft [OA] de BMW geparkeerd, aangezien hij vanaf enig moment de bijrijder van [JA] is in de Audi.
Die ochtend heeft [verdachte] meerdere gesprekken gevoerd met [HM] zoals hiervoor onder het kopje ‘ [HM] ’ al kort samengevat is weergegeven. Hij zal “Niffo” brengen en blijft in de buurt rondhangen en is “plan B” omdat hij alle wegen kent. Om 11.39 uur zegt hij dat hij “even bij de landingsplaats gaat kijken” en een kwartier later deelt hij met dat het “een perfecte locatie” is. [verdachte] attendeert [HM] erop niet te vroeg te vertrekken, omdat (zo begrijpt het hof) de helikopter dan misschien al zichtbaar is als de gedetineerden nog in de gang staan, er dan misschien alarm wordt geslagen en ze niet naar buiten mogen.
[verdachte] heeft om 13.59, 14.04 en 14.06 uur geprobeerd contact te krijgen met [HM] , wat niet is gelukt. Dan wordt hij om 14.08 uur gebeld met het nummer *7351 dat hij aan [JA] ter beschikking had gesteld. [verdachte] zegt dan dat “zijn telefoon nog steeds uit staat”, waarbij hij kennelijk doelt op de telefoon van [HM] . [verdachte] zegt dat “ze nog 10 à 15 minuten gaan wachten en daarna kijken wat ze gaan doen”.
Nadat [verdachte] om 14.12, 14.17 en 14.24 uur wederom zonder succes contact probeert te krijgen met [HM] , belt hij om 14:25 uur met het nummer *7351 en zegt “dat zijn telefoon nog steeds uit staat”. Om 14.26 uur waarschuwde [verdachte] vervolgens [OA] en [JA] met de mededeling dat er “politie is gekomen”. Op dat tijdstip wordt door het AT getracht [JA] en [OA] aan te houden, maar de Audi is – vermoedelijk mede als gevolg van deze waarschuwing – hard weggereden.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang, alsook in samenhang met de gedragingen van de medeverdachten, beschouwd, in hoge mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van [verdachte] bij de hieronder nader omschreven strafbare feiten (voorbereidingshandelingen kaping en de poging bevrijding). Gelet hierop had het op de weg van [verdachte] gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat [verdachte] wist van het plan [gevangene] uit de P.I. Roermond te bevrijden en daarvoor een helikopter te kapen en heeft bij de organisatie en uitvoering daarvan een sturende rol gehad. [verdachte] is een contact van [gevangene] en hij heeft – als enige van de verdachten – [gevangene] ook in de P.I. bezocht. Hij is al in een vroeg stadium betrokken geweest gelet op de ontmoetingen die met [GB] hebben plaatsgevonden. Zijn sturende rol blijkt onder meer uit de tapgesprekken met [HM] waarin [verdachte] erop aandringt dat [HM] niet te vroeg opstijgt en dat hij moet bellen als hij in de lucht is en weer gaat landen op de tussenlandingsplaats. Een locatie die hij daarvoor nog even heeft gecontroleerd. Het is ook [verdachte] met wie [HM] bespreekt of hij een wapen moet meenemen. Hoewel [verdachte] niet op de tussenlandingsplaats in Weert aanwezig was en evenmin in een van de vluchtauto’s zat, was zijn rol op afstand een belangrijke en essentiële. Daarbij heeft hij zich ten tijde van de geplande bevrijdingsactie ook nog eens als “plan B” beschikbaar gehouden en uiteindelijk [JA] en [OA] gewaarschuwd voor de komst van de politie.
[RM]
3.5
In het dossier wordt het telefoonnummer *0129 aan de verdachte [RM] toegeschreven. Namens hem is in hoger beroep aangevoerd dat dit ten onrechte is. En volgens de raadsman houdt de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris, ten tijde van de vordering tot inbewaringstelling, ook in dat de verdachte (impliciet) heeft ontkend dat hij de gebruiker van dit nummer is. Het hof komt echter tot een andere conclusie.
In april 2016 heeft de politie telefonisch contact met [RM] . [RM] maakt dan gebruik van het nummer [nummer] (hierna: *4091). Het woordgebruik, de uitspraak en het accent van de gebruiker van *0129 vertoont een zeer grote gelijkenis met de gebruiker van *4091. Op grond hiervan constateert verbalisant T-559 dat de gebruiker van de telefoonnummers *4091 en *0129 één en dezelfde persoon is. Het NFI rapport van 6 september 2018 ontkracht deze bevinding niet. Uit dit rapport blijkt dat de bevindingen van het onderzoek ‘iets waarschijnlijker’ (getalsmatig weergegeven houdt dat in: ‘twee tot tien keer waarschijnlijker’) zijn wanneer het betwiste materiaal (tekst van de gebruiker van *0129) van de verdachte [RM] is dan wanneer het betwiste materiaal van een andere mannelijke spreker is. De enkele – door de verdediging genoemde – omstandigheid dat ‘iets waarschijnlijker’ de één na laagst mogelijke bewijskracht heeft, doet hier niet aan af. Het hof heeft in haar beschouwing mede betrokken de omstandigheid dat in de Peugeot 208 (in welke auto [RM] heeft gezeten) een doosje is aangetroffen voor een Nokia TA 1010 met IMEI-nummer [nummer] . Dit IMEI-nummer is gekoppeld aan het telefoonnummer *0129. Het hof komt, alles afwegende, dan ook tot de conclusie dat [RM] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer *0129 en zal daarom de – hierna te bespreken – met die telefoon gevoerde gesprekken gebruiken voor het bewijs tegen [RM] .
Op 10 oktober 2017 omstreeks 15:45 uur kwam [RM] voor de eerste keer in beeld. Hij heeft toen een korte ontmoeting met [HM] op de Bilderdijkkade in Amsterdam gehad. In de avond van 10 oktober 2017 omstreeks 20.00 uur reden [RM] , [SH] en [SM] in de Peugeot 208 vanaf Amsterdam via Rotterdam naar Roermond. Rond 00:25 uur stond de Peugeot op de Plutolaan in Roermond. Kort daarna arriveerde de Opel Astra op de Plutolaan in Roermond. Om 01:24 arriveerde de Peugeot in Eindhoven en om 2.10 uur stonden [SM] , [SH] en [RM] aan de balie van het Blue Collar hotel in Eindhoven om in te checken in kamer 107. Later die nacht arriveerden [HM] , [OA] , [AN] en [GB] eveneens in het hotel.
Op 11 oktober 2017 om 11:25 belt *0129 ( [RM] ) met *9787 ( [HM] ). Tijdens het telefoongesprek zegt [HM] dat hij het een goed plan vindt om twee auto’s daar te zetten zodat ze niet met zijn vijven in de auto hoeven. [RM] zegt vervolgens tegen [HM] dat hij tegen die piloot moet zeggen dat hij naar zijn kamer moet komen, waarop [HM] vraagt of [RM] naar de kamer van de piloot, kamer 108 wil gaan. Om 12:49 uur koppelde [HM] een gesprek – dat hij enkele minuten eerder met [verdachte] heeft gehad – terug aan [RM] en zegt dat die “Wajong” (het hof begrijpt: [OA] ) bij “Niffo” (het hof begrijpt: [JA] ) blijft omdat ze de auto niet neer kunnen zetten. Uit het voorgaande is al gebleken dat [OA] uiteindelijk als passagier naast [JA] in de Audi heeft gezeten.
Om 12:38 uur vond het gesprek plaats tussen [HM] en [RM] waarin [HM] tegen [RM] zegt dat hij met de BMW op de plek moet gaan staan waar ze gisteren stonden en dat als hij – [HM] – geland is en er niet uit komt “hij dan met die man bezig is en hun (het hof begrijpt: de inzittenden van de BMW) dan moeten komen”.
Om 13:00 uur verlieten [RM] , [SM] en [GB] het Blue Collar hotel en vertrokken (vermoedelijk) met de Peugeot 208.
Om 13:18 uur belde [HM] met [RM] . Tijdens dat gesprek zegt [HM] dat hij nog niet binnen is geweest en pas om kwart voor 2 wil proberen te vliegen. [RM] zegt dat hij er nog niet is. [RM] vraagt aan [HM] of hij een vuurwapen bij zich heeft. [HM] bevestigt dit maar is bang dat er op de luchthaven een metaaldetector is.
Om 13:24 uur heeft [gevangene] met het nummer *9088 naar [RM] gebeld en laat dan weten dat “dit zijn telefoonnummer is”.
Kort daarna, waarbij het hof voor een deel herhaalt wat ook onder de kopjes ‘ [HM] ’ en ‘ [verdachte] ’ is overwogen, liep [HM] Kempen Airport binnen. Een paar minuten later liep hij weer naar buiten en had hij om 13.30 uur een telefoongesprek met [verdachte] over een storing en de beschikbaarheid van een andere helikopter van hetzelfde type, het wel of niet meenemen van een vuurwapen en waarbij [verdachte] zegt geen risico te nemen en dat [HM] moet zorgen “dat de boys dat voor hem hebben”.
Aansluitend om 13.31 uur belde [HM] met [RM] en zegt dan dat hij geen vuurwapen kan meenemen en dat zijn telefoon uit moet maar dat hij de telefoon in de lucht weer aan zal zetten. Ze (het hof begrijpt: de personen die op de tussenlandingsplek zullen wachten) moeten niet zichtbaar zijn vanuit de helikopter als ze gaan landen. [RM] moet een wapen klaar hebben liggen. Als de helikopter geland is loopt hij naar [RM] en zal het wapen overnemen en dan terug gaan naar de helikopter. [RM] zegt dat hij het wapen “tussen zijn benen” kan leggen en dat hij – [HM] – zijn handen (het hof begrijpt: die van de piloot) van het stuur moet trekken dat ie niet meer omhoog gaat. [RM] bevindt zich op dat moment in de BMW 335i die klaar staat bij de tussenlandingslocatie in Weert.
De bestuurder van de BMW 335i is [SH] , daarnaast zit (zoals hiervoor onder het kopje ‘ [GB] ’ is overwogen) [RM] en achterin zitten [GB] en – zoals nog nader zal worden uiteengezet – [SM] . Dat [RM] in de BMW zat wordt ook bevestigd door het OT die om 13:50 uur de persoon die rechtsvoor in de BMW zat heeft herkend als [RM] en het gesprek dat [RM] heeft met [HM] om 12:38 uur, waarin [HM] zegt dat ze met de BMW op de plek moeten gaan staan waar ze gisteren stonden. Uit dit tapgesprek blijkt overigens ook dat de avond voor 11 oktober 2017 kennelijk een voorverkenning heeft plaatsgevonden waarbij ook [RM] aanwezig was.
Hiervoor is ook al overwogen dat ten tijde van de aanhouding de BMW 335i met hoge snelheid weg is gereden. Tijdens de achtervolging is door [RM] een tas uit het raam gegooid. In deze tas zaten de in 2.16 omschreven wapens en munitie.
Dat [RM] betrokken was bij het plan om [gevangene] te bevrijden en daartoe een helikopter te kapen blijkt uit het voorgaande, maar wordt te meer bevestigd door het feit dat zijn sporen ook op andere voor de zaak van belang zijnde plekken zijn aangetroffen. Zo is in de Peugeot 208 het paspoort aangetroffen op naam van [RM] en zijn sporen van [RM] aangetroffen op goederen in die auto (blikjes, plastic zakken). Het is deze Peugeot geweest die door het OT is waargenomen op 11 oktober 2017 toen deze stapvoets over de Ampèrestraat reed langs een grasveld, te weten de beoogde tussenlandingslocatie van de helikopter, terwijl de inzittenden naar het grasveld keken. In de auto zijn ook een bivakmuts aangetroffen.
In de Audi A4, die gereed stond in de omgeving van de P.I. in Roermond is een plastic tasje met vuurpijlen gevonden. Op het plastic tasje is onder andere een dactyloscopisch spoor van [RM] aangetroffen.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang, alsook in samenhang met de gedragingen van de medeverdachten, beschouwd in hoge mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van [RM] bij de hieronder nader omschreven strafbare feiten (voorbereidingshandelingen kaping en de poging bevrijding). Gelet hierop had het op de weg van [RM] gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat [RM] een meer sturende, leidende rol heeft gehad in het plan [gevangene] uit de P.I. Roermond te bevrijden en daartoe een helikopter te kapen. In elk geval gaat zijn rol verder dan een enkel uitvoerende rol. [RM] is door [GB] ook als de leider in de BMW geduid, [gevangene] belt hem om zijn nummer door te geven en [RM] geeft ook instructies aan [HM] als hij zegt dat hij ( [HM] ) de handen (van de piloot) van het stuur moet trekken zodat hij niet kan opstijgen en dat hij pas om 13:50 uur moet gaan vliegen. Het is [RM] die in de BMW klaar zit samen met onder meer de piloot [GB] om de helikoper te kunnen overnemen na de tussenlanding. Hij is kennelijk in het bezit van een wapen (“tussen zijn benen”) dat hij aan [HM] zal geven. Dat dit niet is aangetroffen doet aan de bewijswaarde van het gevoerde telefoongesprek daarover niet af, aangezien [RM] bij de vlucht in de BMW aan de politie heeft weten te ontkomen. Het is ook [RM] die tijdens deze vlucht een tas met wapens uit de BMW gooit.
[AN]
3.6
is de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (hierna: *3872) en, zoals hieronder zal worden toegelicht, ook van het nummer *9055 in de periode van 7 oktober 2017 tot en met 11 oktober 2017.
Het nummer *9055 is door de verdachten gebruikt om contact te onderhouden met HeliCentre. Aanvankelijk door [IM] , zoals eerder uiteengezet. In de periode van 7 oktober 2017 tot en met 11 oktober 2017 heeft echter [AN] met het nummer *9055 contact met HeliCentre. Hij heeft blijkens zijn eigen verklaring contact gehad met HeliCentre om een nieuwe datum vast te stellen voor de helikoptervlucht ten behoeve van [HM] en diens “vriendin”. [AN] zou dat hebben gedaan omdat – kort samengevat – [HM] in eerste instantie zijn telefoon vergeten was en hij toevallig opnam toen HeliCentre belde, en dat contact te hebben voortgezet omdat [HM] een beetje ziek was, maar hij wel wist dat [HM] graag alsnog zijn vriendin wilde verrassen. [AN] weet, blijkens zijn eigen verklaring, echter niets van de vriendin van [HM] ; niet eens haar naam. Het verhaal over de helikoptervlucht om de vriendin van [HM] te verrassen is in alle opzichten, zoals ook blijkt uit de overige opgesomde feiten en omstandigheden, één groot verzinsel geweest. Het is dan ook volstrekt ongeloofwaardig dat [AN] vanuit het geloof in dat verhaal heeft gehandeld.
Voor de rondvlucht is door [AN] in overleg met HeliCentre de datum 11 oktober 2017 vastgelegd, worden de opstijglocatie en tussenlandlocatie besproken en verzoekt [AN] dat er op de tussenlandingsplaats geen grondpersoneel aanwezig is.
[GB] is zowel op 28 september 2017 als op 30 september 2017 door [HM] en een tweede persoon opgehaald voor een ontmoeting met [verdachte] in Roosendaal. De tweede keer zou de “magere” samen met [HM] hem hebben opgehaald. Over wie de “magere” is, heeft [GB] wisselend verklaard. Hij heeft zowel [AN] als ook [SM] aangewezen als de persoon die hij de “magere” noemt. Dat [GB] hier daadwerkelijk over [AN] heeft gesproken leidt het hof mede af uit de verklaring van [AN] bij de politie. Toen heeft hij verklaard dat het zou kunnen dat hij [GB] wel eens in Brussel heeft opgehaald. Deze [GB] heeft hij verder een keer eten gegeven toen die [GB] op de [A-straat] in Amsterdam verbleef.
Op 7 oktober 2017 heeft [AN] voor de eerste maal contact met HeliCentre. Hij maakt dan gebruik van nummer *9055. Omstreeks 18.40 uur vindt er een ontmoeting plaats tussen [HM] en [verdachte] in Roosendaal. Op dat moment is ook de gebruiker van het nummer *9055 in Roosendaal. Gelet op het feit dat [AN] die dag de gebruiker was van het nummer *9055 gaat het hof – bij gebrek aan een andersluidende verklaring hieromtrent – vanuit dat [AN] ook toen de gebruiker van dat nummer was en dus bij de ontmoeting met [verdachte] aanwezig was.
Op 9 oktober 2017 zijn zoals hiervoor onder het kopje ‘ [HM] ’ al is overwogen, [AN] en [HM] in de Praxis geweest voor de aankoop van schroeven en grijze pvc buizen. Via de [A-straat] zijn zij nog naar een outdoor winkel gegaan om vervolgens weer terug naar de [A-straat] te rijden. Om 18.35 uur is gezien dat [AN] twee autobanden uit de kofferbak van de Peugeot 208 heeft gepakt en richting de [A-straat] liep. Rond 22:51 uur vertrokken [HM] , [AN] en een (volgens het Observatie Team) onbekende persoon in de Opel Astra vanaf de [A-straat] . Omstreeks 00:00 uur (middernacht) werden [HM] , [AN] en [GB] in de Opel Astra in Rotterdam staande gehouden en gecontroleerd. Volgens [GB] heeft er toen in Rotterdam een ontmoeting met [verdachte] plaatsgevonden. Die verklaring vindt bevestiging in het gegeven dat de Opel Corsa (op naam van de vrouw van [verdachte] ) rond 1.00 uur in Rotterdam is geweest.
Op 10 oktober 2017 omstreeks 15:45 uur reed [AN] in de Opel Astra in Amsterdam samen met [HM] . [HM] heeft toen een ontmoeting met [RM] op de Bilderdijkkade in Amsterdam gehad. Aansluitend is [AN] – zoals hiervoor ook onder het kopje ‘ [HM] ’ is vastgesteld – samen met [HM] naar de Praxis aan de Van Slingelandstraat te Amsterdam gegaan. Later die middag om 16.30 uur wordt [AN] in de Opel Astra gezien terwijl [HM] dan met – zoals hierna onder 3.7 zal worden overwogen – [OA] de Praxis ingaat om spanbanden en een doos schroeven te kopen.
Nadat de Opel Astra in de avond van 10 oktober 2017 gelijktijdig met de Peugeot 208 in Roermond is geweest, reed de Peugeot 208 naar Eindhoven en keerde de Opel Astra terug naar Amsterdam. Vervolgens reed de Opel Astra eerst naar de [S-straat] , waar [AN] ook woonachtig was, vervolgens reed de auto naar het verblijfadres van [OA] om vervolgens via de [A-straat] , waar [GB] verbleef, weer richting het zuiden te rijden. Om 04.14 uur werd er bij het Shell tankstation in Breukelen getankt. In de Opel Astra zaten toen [AN] als bestuurder, [HM] als passagier rechts voor en [GB] zat links achterin. Die nacht checkte [OA] in omstreeks 05.20 uur in het Blue Collar hotel, terwijl op dat moment [GB] naast hem stond. [HM] is die nacht ook in het Blue Collar hotel geweest evenals [AN] . Ze hebben geslapen in kamer 108.
Op 11 oktober 2017 in de morgen heeft [AN] nog contact gehad met HeliCentre om door te geven dat de rondvlucht door kon gaan. [AN] deed zich daarbij voor als [IM] en vertelde dat zijn “vrouw al een stukje beter was” (het hof begrijpt: niet meer ziek was).
Op 11 oktober 2017 om 11:09 uur verlieten [HM] , [OA] en [AN] het hotel en stapten in de Opel Astra. De Opel Astra reed Maarheeze in, stond stil op de Oranje Nassaulaan waar de passagier linksachter uitstapte en op de bijrijdersstoel plaats nam. De Opel Astra reed weer verder gevolgd door de BMW 550. Beide auto’s reden de Beethovenstraat in Roermond in. De Astra reed verder met daarin twee personen, de BMW stond geparkeerd met drie personen erom heen, te weten [OA] , [verdachte] en [JA] .
Om 13:06 uur reed de Opel Astra met daarin [AN] als bestuurder en [HM] als bijrijder het terrein van het benzinestation van de Esso te Budel op. [AN] kocht een bos bloemen en reed vervolgens enige tijd rondjes in de buurt van Kempen Airport. Om 13:25 uur stapte [HM] Kempen Airport binnen. [AN] is enkele minuten later met de Opel Astra vertrokken. Hij is naar het Shell benzinestation op de A2 ter hoogte van Breukelen gereden en vervolgens door naar Amsterdam en heeft daar [IM] ontmoet.
[AN] heeft op dat moment onder meer de beschikking over de telefoon met nummer *7485. Met dat nummer belt hij om 14.24 uur met [OA] (zie daarover nader het kopje ‘ [OA] ’) die dan zegt dat hij “op hem (het hof begrijpt: [HM] ) staat te wachten maar tot nu toe nog niets heeft gezien”. [AN] antwoordde met de mededeling dat “hij (het hof begrijpt [HM] ) met ze naar binnen is gegaan (het hof begrijpt: met de medewerkers van HeliCentre) en sowieso komt”.
Om 15.12 uur heeft [AN] de Opel Astra geparkeerd op de [S-straat] in Amsterdam. Onder de trap in het portiek van de [S-straat] 37 – I heeft hij op een richel zijn eigen iPhone met nummer [nummer] (hierna *3872) en een Samsung telefoon neergelegd. In de Samsung telefoon zat een simkaart met daaraan gekoppeld het telefoonnummer [nummer] (hierna: *7724). Deze telefoon kan in verband worden gebracht met de onderhavig zaak. Zo staan in de telefoon maar 3 contacten, te weten de nummers *7485 en *9787, in gebruik bij [OA] en [HM] en het nummer [nummer] . Dit laatste nummer valt in de ‘IMSI reeks’ van de nummers eindigend op *7485, *9055 en *9787 en straalde op 4 oktober 2017 een zendmast in Roosendaal aan en verplaatste zich op 4 oktober 2017 tussen 10.40 en 11.46 uur van Amsterdam naar Eindhoven. Daarnaast bevat de Samsung een screenshot van een streetview van de P.I. Roermond en enkele routebeschrijvingen, waaronder een routebeschrijving vanaf de Oranje Nassaulaan te Maarheeze. Uit het locatiegeheugen kan worden afgeleid dat de telefoon zich op 10 oktober 2017 heeft bevonden in de [A-straat] in Amsterdam, de Edisonlaan in Weert, op Kempen Airport en weer in Weert. Op 11 oktober 2017 (om 3.58 uur) bevond de telefoon zich in het Blue Collar hotel, vervolgens in Maarheeze en om 11.45 uur in Roermond. Blijkens zoekvragen is met de telefoon onder andere op 2 oktober 2017 gezocht naar De Xtra Mijl in Eindhoven, op 6 oktober 2017 naar www.helivluchten.nl, op 7 oktober 2017 naar kosten voor een vlucht met een helikopter, op 8 oktober 2017 naar verschillende typen helikopters en een helikopterladder, op 9 oktober 2017 naar een haak voor 200 kilo, een karabijnhaak, klimtouw en een busje huren in Eindhoven en op 10 oktober naar helikoptertype EC120RC en luchthaven Kempen. In het geheugen van de telefoon werd een grote hoeveelheid foto’s aangetroffen van onder meer helikopters, haken en touw.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat [AN] al in een vroeg stadium betrokken is bij de geplande bevrijdingsactie. Hij is met [HM] naar Brussel gereden om [GB] op te halen voor een ontmoeting met [verdachte] in Roosendaal. Tussen 7 en 11 oktober 2017 heeft hij de contacten met HeliCentre, maakt afspraken en verzoekt HeliCentre geen grondpersoneel aanwezig te hebben op de tussenlandingslocatie in Weert. Hij heeft [GB] op de [A-straat] eten gegeven, is met [HM] mee geweest naar de Praxis voor de aankoop van schroeven en pvc buizen waarmee – naar het hof concludeert – de aangetroffen kraaienpoten zijn gemaakt. Hij is gezien met autobanden die uit de Peugeot werden gehaald, terwijl in de BMW335i twee autobanden zijn aangetroffen met daarom heen geknoopt blauw touw met aan het uiteinde van het touw een karabijnhaak, kennelijk bedoeld om [gevangene] omhoog te takelen vanaf de luchtplaats. [AN] was aanwezig bij een ontmoeting tussen [HM] , de helikopterpiloot en [verdachte] in Rotterdam, is met [HM] , [OA] en [GB] naar het Blue Collar hotel gegaan om te overnachten, is de volgende morgen met [HM] en [OA] naar Maarheeze gereden waar [OA] is afgezet en vervolgens heeft hij na de aankoop van een bos bloemen [HM] afgezet bij HeliCentre. Nadat hij [HM] heeft afgezet is hij naar Amsterdam gereden, heeft daar contact met [IM] en heeft nog telefonisch contact gehad met [OA] . Twee telefoons, waaronder zijn eigen telefoon, heeft hij uit de Opel Astra mee genomen en verstopt onder de trap in het portiek van zijn woning. De Samsung telefoon is een “belastende” telefoon in die zin dat de telefoon op locaties is geweest en met de telefoon zoekslagen zijn gemaakt die verband houden met de onderhavige zaak.
Tegenover al deze belastende omstandigheden heeft [AN] verklaard dat hij [HM] rondreed, contact heeft gehad met HeliCentre en bloemen heeft gekocht voor [HM] die met zijn vriendin een helikoptervlucht zou gaan maken, en dat hij – dus – niets wist van het plan om een gedetineerde te bevrijden en daarvoor een helikopter te kapen. De ongeloofwaardigheid van deze verklaring is hierboven al benoemd, maar voor de volledigheid wordt nog het volgende opgemerkt.
Dat de overnachting van [AN] in het Blue Collar hotel gebaseerd was op een onverwacht besluit, omdat het inmiddels laat was en hij stoned was, acht het hof gelet op alle voorgaande redengevende feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. Nog afgezien van het aparte tijdstip dat [AN] arriveert (5.16 uur) gold dat [HM] pas de volgende dag om 13.15 uur afgezet hoefde te worden bij HeliCentre. Bovendien is [AN] daar niet alleen met [HM] , maar verblijft hij met nog eens twee anderen in dezelfde hotelkamer. De verklaring van [AN] dat hij niet weet met wie hij de kamer in het hotel heeft gedeeld acht het hof ook ongeloofwaardig. [AN] is immers die avond samen met [HM] , [OA] en [GB] naar Eindhoven gereden. Eerst checkte [OA] in terwijl [GB] naast hem stond en liep met hem samen naar de lift van het hotel. Een paar minuten later kwam [OA] de lift weer uit en verliet het hotel. Tien minuten later kwam hij terug met [HM] en [AN] en gaat met hen ook naar de lift. De verklaring dat [AN] niet zou hebben geweten dat hij met genoemde personen kamer 108 deelde kan dan ook uitsluitend gezien worden als een schamele poging onder voor hem belastende omstandigheden uit te komen.
Tot slot gaat het hof voorbij aan de verklaring van [AN] dat hij niet weet van wie de Samsung telefoon is. Het is uitgerekend deze telefoon die hij samen met zijn eigen telefoon na terugkomst onder de trap van het portiek van zijn woning verstopte, terwijl in de Opel Astra nog andere telefoons zijn achtergebleven. Zijn verklaring ten overstaan van het hof (die uiteraard alleen in de zaak van [AN] zelf wordt betrokken bij de beoordeling) dat hij niet weet waarom hij zijn eigen telefoon daar had gelegd en dat hij de andere telefoon onder de trap had gelegd zodat degene van wie de telefoon was, deze makkelijk zou kunnen bemachtigen zonder de woning van de verdachte te betreden, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig.
De conclusie die op basis van het voorgaande getrokken kan worden is dat [AN] op cruciale momenten aanwezig is als uitvoering wordt gegeven aan het organiseren van de bevrijdingsactie. Zijn rol is dan ook zonder meer als substantieel te kwalificeren.
[OA]
3.7
maakte gebruik van het telefoonnummer [nummer] (hierna: *7485). Het telefoonnummer is gekoppeld aan het IMEI-nummer van de Nokia telefoon die in de Opel Astra is aangetroffen. Op het klepje en aan de binnenzijde van deze Nokia werden dactyloscopische sporen aangetroffen die geïdentificeerd zijn op [OA] . Dat [OA] dit telefoonnummer heeft gebruikt is door de verdediging niet betwist, wel wordt betwist dat hij ten tijde van twee specifiek genoemde nachten (te weten in de nacht van 3 op 4 oktober 2017 en van 10 op 11 oktober 2017) de gebruiker was van dit nummer stellende dat het mogelijk was dat één van de andere verdachten op dat moment de gebruiker zou kunnen zijn. Uit het dossier blijkt inderdaad dat [OA] niet de exclusieve gebruiker van dit telefoonnummer is geweest, aangezien kan worden vastgesteld dat op 11 oktober 2017 om 14.24 uur niet [OA] , maar [AN] de gebruiker van dit toestel was. Kennelijk heeft [OA] het toestel enig moment daarvoor aan [AN] ter beschikking gesteld. Dat enkele gegeven is echter onvoldoende om te twijfelen aan het gebruik van het nummer *7485 door [OA] op andere momenten. Nu verdachte zelf niet heeft verklaard dat en aan wie hij zijn telefoon die bewuste nachten heeft uitgeleend gaat het hof voorbij aan deze door de verdediging geopperde mogelijkheid. Het hof gaat er daarom van uit dat [OA] ook op die – hieronder nader te bespreken – momenten de gebruiker was van dat telefoonnummer.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2017 verbleef een aantal verdachten, waaronder – zoals uit het bovenstaande blijkt – in elk geval [GB] , [HM] en [RM] , in B&B De Xtra Mijl te Eindhoven. [GB] heeft [OA] herkend als één van de personen die daar ook bij aanwezig was. Gebleken is echter dat [GB] hem ook wel verward heeft met medeverdachten. Om die reden moet terughoudend worden omgegaan met dit onderdeel van zijn verklaring. Uit de historische gegevens van *7485, waarvan hiervoor is vastgesteld dat op dat moment [OA] de gebruiker was, blijkt dat dit toestel een reisbeweging in voornoemde nacht maakt van Amsterdam naar Eindhoven. Dit levert dus een ondersteuning op voor zijn aanwezigheid in De Xtra Mijl zoals ook door [GB] is verklaard.
De aanwezigheid van [OA] in De Xtra Mijl is niet zonder betekenis, aangezien – zoals hierboven al benoemd – de bevrijdingsactie aanvankelijk was gepland op 4 oktober 2017.
Op 9 oktober 2017 zijn [AN] en [HM] samen de Praxis ingegaan voor de aankoop van schroeven en grijze pvc buizen. Er is die dag belcontact tussen [HM] (*9787) en [OA] geweest waarbij [HM] aangeeft in de Praxis te zijn en [OA] dan zijn hulp aanbiedt, hetgeen niet nodig is.
Op 10 oktober 2017 om 15:20 uur was er belcontact tussen [OA] en [HM] en spreken ze “over een uurtje” af. [HM] was om 16.02 uur met [AN] bij de Praxis aan de Van Slingelandstraat te Amsterdam. Om 16.09 uur reden ze daar weg in de Opel Astra. Om 16:11 uur belde [HM] met [OA] en spraken ze af bij de deur van [HM] . De Opel Astra stond om 16.15 uur stil op de Leeuwendalersweg. Als de auto een minuut later weer vertrekt ziet het OT dat op de achterbank ‘een onbekende man’ zit. Om 16.24 uur wordt de Opel Astra geparkeerd bij de Praxis, gevestigd aan de Luvernes 1 te Amsterdam.
Om 16.30 uur zat [AN] nog in de Opel Astra. [HM] is dan met ‘een onbekende man’ de Praxis binnen gegaan. Door [HM] worden twee spanbanden en een doos schroeven gekocht. Bij het verlaten van de Praxis heeft de onbekende man de doos schroeven in zijn hand.
Bij vergelijking – op basis van eigen waarneming door het hof – van de stills (die door de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg zijn overgelegd, ongenummerd in het dossier opgenomen) van de beelden van het Blue Collar hotel te Eindhoven, waarop [OA] bij binnenkomst in het hotel te zien is, met die van de Praxis waarop bovengenoemde ‘onbekende man’ te zien is, constateert het hof dat er een sterke gelijkenis waarneembaar is tussen de kleding (meer in het bijzonder de jas) en de schoenen. Dit in combinatie met het feit dat kort voor het bezoek aan de Praxis, namelijk om 15:20 en 16:11 uur er telefonisch contact is geweest tussen [OA] en [HM] en gelet ook op de inhoud van die gesprekken, komt het hof tot de conclusie dat de persoon waarmee [HM] de Praxis binnen gaat op 10 oktober 2017 [OA] is.
Op 11 oktober 2017 om 01:05 uur belde [OA] met [HM] en één minuut later belde [HM] weer met [OA] en zij peilen dan beiden uit in Maarheeze. In Maarheeze stond de BMW 550 geparkeerd. Uit deze gesprekken kan worden afgeleid dat ze in verschillende auto’s reden, ze de route afstemmen en dat ze op elkaar wachten.
Op 11 oktober 2017 reed de Opel Astra vanaf 02:36 uur langs de adressen van [AN] , [OA] en vervolgens langs de [A-straat] waar [GB] op dat moment verbleef. De Opel Astra reed vervolgens via Breukelen naar Eindhoven.
Om 5:16 uur die dag stopte de Opel Astra nabij het Blue Collar hotel te Eindhoven. [OA] liep om 5:22 uur het hotel binnen, gevolgd door [GB] , checkte in onder de valse naam [DM] (kamer 108), betaalde contant en liep daarna met [GB] naar de lift.
Even later liep [OA] het hotel weer uit en kwam om 5:40 uur met [HM] en [AN] het hotel weer binnenlopen.
[OA] verliet later die ochtend met [HM] het hotel waarna zij om 10:31 uur het hotel weer binnenkomen, terwijl zij dan beiden een grote plastic tas van de Decathlon dragen. Om 11:09 uur verliet [OA] met [HM] en [AN] het hotel via de nooduitgang. Om 11:31 uur verlieten [SM] , [RM] en [SH] het hotel. [SM] en [RM] droegen toen beiden een tas van de Decathlon.
Op 11 oktober 2017 werd bij [OA] om 10.37 uur een eerste belbeweging met telefoonnummer [nummer] (hierna: *0478) geregistreerd. Dat nummer was ook in gebruik bij [OA] , hetgeen door de verdediging niet is betwist.
Om 11.09 uur verlieten [HM] , [AN] en [OA] het hotel. Ze stapten in de Opel Astra, die door [AN] werd bestuurd, en reden de parkeergarage uit. Om 11.40 uur reed de Opel Astra Maarheeze in. Om 11.47 uur reed de Opel Astra weer uit Maarheeze weg, met de BMW 550 daarachter. Om 12.20 uur reden beide auto’s de Beethovenstraat te Roermond in. Dan vindt om 12.25 uur het hierboven reeds aangehaalde gesprek tussen [verdachte] en [HM] plaats, waaruit, in samenhang met het navolgende, kan worden opgemaakt dat [OA] in Roermond werd achtergelaten om door [verdachte] en [JA] te worden opgehaald.
[OA] (*0478) belt om 12.33 uur met [RM] en zegt dat hij in Roermond is bij de bushalte. Hij zegt dat die andere nu weg is en hij nu alleen is en op hen aan het wachten is. [OA] maakt dan gebruik van een cell-id die gevestigd is op de Beethovenstraat 311 te Roermond.
Om 12:35 uur belt [HM] met [RM] , deze laatste zegt tegen [HM] dat die “Wajong” hem net heeft gebeld en dat hij heeft gevraagd wanneer hij naar hem toekomt en dat hij in Roermond is. Hij doelt dan zeer waarschijnlijk op het gesprek tussen hem en [OA] van 12:33 uur. Het hof gaat er dan ook van uit dat met “Wajong” [OA] wordt bedoeld. [HM] zegt dan dat hij de verkeerde heeft gebeld, hij alleen daar maar moest wachten omdat iemand eraan kwam. [HM] zegt dat “hij” een auto moet gaan rijden. Het hof leidt hieruit af, nu er gedoeld wordt op het net plaatsgevonden hebbend gesprek met [OA] dat met “hij” [OA] wordt bedoeld.
Op 11 oktober 2017 om 12:39 uur stond de BMW 550 geparkeerd op de Beethovenstraat te Roermond. [OA] stond met (zoals door het OT omschreven) ‘twee andere mannen’ bij de BMW 550. Naast die auto stond de Audi A4. Om 12:41 uur reden [OA] en de twee mannen weg in de Opel Corsa van [verdachte] . Deze mannen betreffen volgens het hof [verdachte] en [JA] , zoals onder het kopje ‘ [verdachte] ’ al is overwogen.
Om 12:47 uur belde [verdachte] met [HM] en zegt dat die “soldaat” van [HM] heeft aangegeven dat hij geen “gettaway chauffeur” is. [HM] zegt dat hij alleen die auto daar moet zetten en met [verdachte] meegaat. [verdachte] zegt daarop dat hij toch die auto moet rijden omdat ze pas op het laatste moment daar naar toe gaan, want parkeren kan daar niet. Hij zegt dat er twee bij [HM] gaan instappen of twee bij Niffo. Zoals hiervoor al is geconstateerd wordt hiermee ‘neef’ bedoeld en de neef van [verdachte] is [JA] .
Om 12:49 uur belde [HM] met [RM] en zegt onder andere dat die Wajong ( [OA] ) bij Niffo ( [JA] ) blijft omdat ze daar die auto niet neer kunnen zetten. Met dit gesprek wordt kennelijk bedoeld dat [OA] bij [JA] in de auto zal plaatsnemen, hetgeen bevestigd wordt doordat [OA] later als bijrijder van de Audi A4 is aangehouden.
Om 13:08 uur liep [OA] het winkelcentrum Donderberg te Roermond binnen en ging naar het eethuis Akdeniz. Even later lopen [verdachte] en [JA] ook het winkelcentrum binnen en gaan ook naar het eethuis.
Om 13:39 uur verlieten [OA] , [verdachte] en [JA] gezamenlijk het winkelcentrum Donderberg en stapten in de Opel Corsa.
Om 13:51 uur reed de Opel Corsa de Beethovenstraat te Roermond in en stopte bij de BMW550. [OA] stapte samen met een ander persoon uit, waarna [OA] in de BMW 550 stapte en de ander in de Audi A4 en ze reden vervolgens weg. Ook de Opel Corsa reed weg.
Om 14:05 uur reden de Audi A4, de BMW 550 en de Opel Corsa Sint Joost in. De Audi A4 en de BMW 550 reden constant rondjes in de omgeving van Sint Joost.
Om 14:24 uur belde [OA] met nummer *0478 naar het nummer *7485, dat dan kennelijk in gebruik is bij [AN] . [OA] zegt dat “hij” weg is en op hem staat te wachten maar nog niets heeft gezien. De *7485 antwoordt daarop dat “hij met ze mee naar binnen is gegaan en sowieso komt”. Hij (de *7485) zegt dat hij onderweg is naar de buurt om met zijn broertje (het hof begrijpt: [IM] ) te gaan praten.
De telefoon behorend bij nummer *7485 is uiteindelijk door de politie in de Opel Astra aangetroffen waarmee [AN] op 11 oktober 2017 naar Amsterdam is gereden en daar om 15.10 uur contact heeft gehad met [IM] , de broer van [HM] . Er wordt daarom van uitgegaan dat [AN] op dat moment (14:24 uur) gebruik heeft gemaakt van het nummer *7485 van [OA] .
Om 14:25 uur zat [OA] als passagier in de Audi A4 die dan rijdt op de N276 ter hoogte van Sint Joost.
Om 14:26 uur belde [verdachte] naar zijn eigen telefoon met nummer *7351, die hij daarvoor aan [JA] ter beschikking heeft gesteld, waarin [verdachte] waarschuwt dat er politie is gekomen. De telefoon behorende bij dit nummer werd, zoals eerder beschreven, uiteindelijk in de Audi A4 aangetroffen.
Hierboven is ook beschreven dat om 14.26 uur is getracht de inzittenden van de Audi A4 aan te houden, waarop deze op hoge snelheid wegrijdt. Tijdens de achtervolging zijn een wapen en munitie uit de auto gegooid. Gelet op de snelheid waarmee de Audi aan het AT trachtte te ontkomen kan dit niet zijn gedaan door de bestuurder ( [JA] ) en moet dit zijn gedaan door [OA] .
In de Opel Astra wordt een vuurwapen met geluiddemper aangetroffen. Op de ruwe delen van het vuurwapen en ruwe delen en voorzijde van de geluiddemper is een DNA mengprofiel aangetroffen waarbij [OA] niet uitgesloten is als donor. Uit de rapportage van het TMFI van 7 september 2018 is de hypothese dat het spoor DNA bevat van [OA] en twee onbekende niet verwante personen extreem veel waarschijnlijker dan dat het van drie onbekenden is. Het hof merkt hierbij op dat dit wapen weliswaar niet in de tenlastelegging is opgenomen, maar toch sprake is van een betekenisvol verband tussen de vaststelling dat [OA] als donor kan worden aangemerkt van de sporen op het wapen en de vindplaats. Uit het voorgaande blijkt immers dat [HM] met de Opel Astra is afgezet bij Kempen Airport en hij tot dan aarzelt over het wel of niet meenemen van een wapen. Uiteindelijk besluit hij in overleg met [verdachte] dat niet te doen. [AN] is kort daarna met de Opel Astra naar Amsterdam gereden en niet veel later is de auto in beslag genomen en het wapen gevonden. Het hof gaat er daarom vanuit dat [HM] heeft overwogen dat wapen mee te nemen de helikopter in. Dat [OA] dit wapen kennelijk voorhanden heeft gehad weegt dan ook mee bij de vaststelling dat hij een rol had in de geplande bevrijdingsactie.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang, alsook in samenhang met de gedragingen van de medeverdachten, beschouwd in hoge mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van [OA] de hieronder nader omschreven strafbare feiten (voorbereidingshandelingen kaping en de poging bevrijding). Gelet hierop had het op de weg van [OA] gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte wist van het plan om een gedetineerde uit de P.I. in Roermond te bevrijden en in verband daarmee een helikopter te kapen. Hij was daarbij al in een vroeg stadium betrokken, namelijk al bij de eerste geplande bevrijdingsactie van 4 oktober 2017, en heeft daar ook een actieve rol in gehad.
[SH]
3.8
[SH] maakte gebruik van het telefoonnummer [nummer] (hierna: *9046). Het toestel waaraan dit nummer gekoppeld is betreft een Samsung Galaxy S8 en is aangetroffen in de Peugeot 208.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2017 verbleef een aantal verdachten, waaronder – zoals uit het bovenstaande blijkt – in elk geval [GB] , [HM] , [RM] en [OA] , in B&B De Xtra Mijl te Eindhoven. [GB] heeft ook [SH] van een foto herkend als één van de personen die aanwezig was. [GB] heeft daarbij verklaard dat dit de man met de bril is (terwijl op de hem getoond foto [SH] geen bril draagt, maar – zo blijkt bijvoorbeeld uit een still van [SH] in het Blue Collar hotel – wel heeft), tevens de chauffeur van de auto die gecrasht is en waar [GB] zelf ook in zat. [SH] heeft bekend de bestuurder te zijn geweest van de BMW 335i die uiteindelijk is gecrasht, waarna hij is aangehouden. Het hof ziet dan ook geen reden te twijfelen aan de verklaring van [GB] op dit punt en gaat er dan ook vanuit dat [SH] die nacht in De Xtra Mijl heeft verbleven, gelijktijdig met de genoemde medeverdachten.
De aanwezigheid van [SH] in B&B De Xtra Mijl is niet zonder betekenis, aangezien – zoals hierboven al benoemd – de bevrijdingsactie aanvankelijk was gepland op 4 oktober 2017.
Op 10 oktober 2017 reed de Peugeot 208 tussen 19:43 en 20:12 uur in Amsterdam en stopte in de zeer directe nabijheid van de adressen van [SH] , [RM] en [SM] . De Peugeot 208 reed vervolgens naar de IJburglaan ter hoogte van nummer 11. Om 20.23 uur vertrok de Peugeot 208 weer. Dat is gelijktijdig met de Opel Astra die ter hoogte van IJburglaan 49 vertrekt. De Peugeot 208 is daarna via Rotterdam naar Roermond gereden waar de auto gelijktijdig met de Opel Astra heeft stilgestaan in de Plutolaan. Daarna is de Peugeot naar Eindhoven gereden. Om 2:08 uur arriveerde de Peugeot in de directe omgeving van het Blue Collar hotel. [SM] , [RM] en [SH] kwamen rond 2:11 uur het hotel binnen waar zij die nacht hebben verbleven. Uit camerabeelden blijkt dat [SH] met [SM] en [RM] voor de receptie staan en dat [SM] zijn rijbewijs overhandigt om in te checken in kamer 107.
De volgende ochtend verliet [SH] samen met [SM] en [RM] om 11:31 uur het hotel. De Peugeot 208 met twee inzittenden vertrok vanaf het hotel en reed rond 12:18 uur stapvoets over de Ampèrestraat te Weert waarbij gekeken werd naar de locatie waar de tussenlanding met de helikopter plaats moest vinden. De Peugeot 208 reed weer terug naar het hotel en [GB] werd opgehaald. Door het OT is gezien dat [RM] , [SM] , en [GB] om 13.00 uur het hotel verlieten. Om 13.02 uur vertrok de Peugeot 208 vanaf het hotel. [GB] heeft daarover verklaard: “Wij hebben toen ongeveer een uur gereden en kwamen uit in een wijk. Daar werd de Opel geparkeerd en zijn wij in een andere auto overgestapt. Dat was een BMW, blauw van kleur. Dezelfde personen die in de Opel zaten stapten over in de BMW. De dikke man zei tegen mij dat die BMW speciaal gehuurd was voor de missie van die dag”. Daarbij doelt [GB] kennelijk op de BMW 335i.
Nadat de Peugeot 208 vanaf het hotel is vertrokken is er om 13.18 uur telefonisch contact tussen [HM] en [RM] . [RM] zegt dan dat hij er nog niet is, hij vraagt ook of [HM] een vuurwapen bij zich heeft. Dat wordt door [HM] bevestigd, maar hij is ook bang dat de luchthaven een metaaldetector heeft. [HM] moet dan van [RM] laten weten hoe het er op de luchthaven uitziet voordat hij gaat vliegen. [RM] laat weten dat hij er “over een kwartiertje” is. In een volgend gesprek om 13.31 uur met [HM] zegt [RM] dat hij zijn handen van het stuur moet trekken dat ie niet meer omhoog gaat en dat hij een vuurwapen tussen zijn benen kan leggen. [SH] zat op dat moment met [RM] in de Peugeot 208 en moet deze gesprekken dan ook gehoord hebben.
Om 13.37 arriveerde de Peugeot 208 op de Beatrixlaan in Maarheeze. Daar is men overgestapt in de BMW 335i. Deze auto werd om 13.50 uur rijdend gezien op de Marconilaan in Weert, waarbij [RM] is herkend als degene die rechtsvoor naast de bestuurder zat. De BMW heeft daarna een paar rondjes gereden bij de tussenlandingsplaats van de helikopter. [SH] was de bestuurder van de BMW. Uit de verklaring van [GB] volgt dat hij in die auto heeft gesproken over het gevaar van de actie toen ze in afwachting waren van de komst van de helikopter en dat de mannen in de auto hadden gezegd dat ze het wel gingen doen.
Op het moment dat de politie de inzittenden van de auto wilde aanhouden is [SH] op hoge snelheid weggereden en heeft daarbij buitengewoon agressief rijgedrag laten zien. Op zijn vlucht heeft hij een aanrijding veroorzaakt en is vervolgens weer op hoge snelheid doorgereden. Tijdens deze rit is, zoals eerder benoemd, door [RM] een tas uit het raam gegooid. Uiteindelijk is de BMW op de Koenraadtweg te Maarheeze gecrasht en is [SH] aangehouden.
Op 13 november 2017 is een tas aangetroffen in de berm bij voornoemde Koenraadtweg te Maarheeze met daarin de onder 2.16 genoemde wapens.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang, alsook in samenhang met de gedragingen van de medeverdachten, beschouwd in hoge mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van [SH] de hieronder nader omschreven strafbare feiten (voorbereidingshandelingen kaping en de poging bevrijding). Gelet hierop had het op de weg van [SH] gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard bestuurder te zijn geweest van de BMW en niets te hebben geweten van wapens, voor het overige heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. In hoger beroep is de verdachte niet verschenen.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte al in een vroeg stadium betrokken was bij het plan om een gedetineerde uit de P.I. in Roermond te bevrijden en in verband daarmee een helikopter te kapen, namelijk al bij de eerste geplande bevrijdingsactie van 4 oktober 2017. Verder is hij in de nacht van 10 op 11 oktober 2017 in Roermond geweest, het hof concludeert voor een voorverkenning. Tot slot is hij de bestuurder van de auto waarin op 11 oktober 2017 de helikopterpiloot naar de beoogde tussenlandingsplaats van de helikopter is vervoerd en heeft in de BMW gewacht op de komst van de helikopter. In de auto is over de te ondernemen actie gesproken en hebben telefoongesprekken plaatsgevonden over de geplande actie waarbij ook is gesproken over een wapen. Uit dit alles blijkt dat hij wist van het misdadige plan, daarbij betrokken was en daar ook een actieve rol in heeft gehad.
[SM]
3.9
Blijkens CIOT bevraging staat het nummer [nummer] (hierna: *1613) op naam van [SM] . Hoewel uit de historische verkeersgegevens over de onderzochte periode niet gebleken is dat er contact is geweest met familieleden van [SM] en – volgens de politie – om die reden niet kon worden vastgesteld dat het nummer daadwerkelijk bij verdachte in gebruik is geweest, kwam wel het nummer van medeverdachte [SH] erin voor. Bij zijn verhoor heeft verdachte aangegeven twee telefoonnummers te gebruiken. Het is dus goed mogelijk dat dit nummer niet gebruikt werd voor familiecontacten. Nu het nummer *1613 op naam staat van verdachte ligt het op zijn weg om aan te geven dat, aan wie en op welk moment hij zijn telefoon had uitgeleend. Bij het uitblijven van een dergelijke verklaring van verdachte gaat het hof ervan uit dat hij de gebruiker is geweest van dit nummer. Daarbij weegt het hof mee dat een iPhone, waaraan dit nummer gekoppeld was, is aangetroffen in de Peugeot 208, waarvan de verdachten in dit onderzoek gebruik hebben gemaakt.
Voor de duidelijkheid herhaalt het hof wat hierboven al aan reisbewegingen van de Peugeot 208 is beschreven. Op 10 oktober 2017 reed de Peugeot 208 tussen 19:43 en 20:12 uur in Amsterdam en stopte in de zeer directe nabijheid van de adressen van [SH] , [RM] en [SM] . De Peugeot 208 reed vervolgens naar de IJburglaan ter hoogte van nummer 11. Om 20.23 uur vertrok de Peugeot 208, gelijktijdig met de Opel Astra die ter hoogte van IJburglaan 49 vertrok. De Peugeot 208 is daarna via Rotterdam naar Roermond en Eindhoven gereden. Omstreeks 00.30 uur staan zowel de Peugeot 208 als de Opel Astra stil op de Plutolaan in Roermond.
Om 00:28 uur maakte het nummer *1613 van [SM] gebruik van een cell-id op de Beethovenstraat te Roermond. Om 2:08 uur arriveerde de Peugeot in de directe omgeving van het Blue Collar hotel. [SM] , [RM] en [SH] kwamen rond 2:11 uur het hotel binnen waar zij die nacht zouden verblijven. Uit camerabeelden blijkt dat [SH] met [SM] en [RM] voor de receptie staan en dat [SM] zijn rijbewijs overhandigt om in te checken in kamer 107.
Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat [SM] op 10 oktober 2017 ’s avonds is opgehaald en meegereden met de Peugeot 208 en dat hij met [SH] en [RM] zeer laat heeft ingecheckt en verbleven in het Blue Collar hotel te Eindhoven. Over het daaraan voorafgaande bezoek aan Roermond kan worden opgemerkt dat daar de Audi A4 stond geparkeerd die zou dienen als vluchtauto voor de ontsnapte [gevangene] .
Over wat er de volgende ochtend is gebeurd is hierboven, met name onder het kopje ‘ [SH] ’ al het nodige beschreven. Dat is ook voor de beoordeling van de rol van [SM] relevant. Voor de duidelijkheid wordt op deze plaats nog eens benadrukt dat [SM] om 11.31 uur samen met [SH] en [RM] het hotel heeft verlaten. Om 12:48 uur liepen [RM] en [SM] het hotel weer in. De Peugeot 208 die dan om 12.49 uur vlakbij het hotel arriveerde wordt dan kennelijk bestuurd door [SH] .
Op camerabeelden is te zien dat [GB] samen met [SM] en [RM] om 13:00 uur het hotel heeft verlaten.
[GB] heeft daarover verklaard dat hij met dezelfde personen als waarmee hij het Blue Collar hotel verliet in de BMW bij de landingsplaats van de helikopter heeft gezeten. Hieruit volgt dat [GB] met [SM] en [RM] in de BMW heeft gezeten. Weliswaar heeft [GB] in zijn verhoren wisselend verklaard over wie de vierde persoon zou zijn (hij noemt deze persoon eerst Omar en geeft in het tweede verhoor aan dat dit de persoon op foto 2 – [AN] – zou zijn) maar hij heeft consistent verklaard dat de personen waarmee hij het hotel verliet degenen waren waarmee hij is overgestapt in de BMW. Daarbij is hij eveneens consistent in de omschrijving van de personen; de man met de bril was de bestuurder, deze heeft hij herkend als [SH] , de dikke zat naast de bestuurder, deze heeft hij herkend als [RM] . Hijzelf zat achter de bijrijder en de “magere” zat achter de bestuurder. De beschrijving van de posities van de personen in de BMW sluit aan bij de observatie die dag om 13:50 uur waarbij de persoon rechtsvoor in de BMW is herkend als [RM] . Ook sluit het aan bij de aanhouding van [SH] als bestuurder van de BMW en de bevestigende verklaring van [SH] dat hij bestuurder is geweest van de BMW. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [GB] dat de personen waarmee hij het Blue Collar hotel heeft verlaten, [RM] en [SM] , met hem in de BMW zaten. Bovendien kan het [AN] niet geweest zijn, omdat die op pad was met [HM] . En evenmin [OA] die met [HM] en [AN] vanaf het hotel is vertrokken en in Roermond is opgepikt door [verdachte] , zoals hierboven uitvoerig beschreven.
Verdachte vertrok dus met [RM] , [SH] en [GB] rond 13.00 uur vanaf het Blue Collar hotel in de Peugeot 208. Daarin is, als gezegd, later ook de telefoon (en overigens ook het rijbewijs) van [SM] aangetroffen, wat eens te meer de suggestie van de verdediging ontkracht dat [SM] na het verlaten van het hotel wat anders is gaan doen. Nog even daargelaten dat [SM] niet heeft verklaard, wat hij dan zou hebben gedaan.
Genoemde personen zijn vervolgens overgestapt in de BMW 335i en hebben rondjes gereden bij de tussenlandingsplaats van de helikopter. Uit de verklaring van [GB] volgt dat hij in die auto heeft gesproken over het gevaar van de actie toen ze in afwachting waren van de komst van de helikopter en dat de mannen in de auto hadden gezegd dat ze het wel gingen doen. Dat het zover niet is gekomen, blijkt uit hetgeen eerder is overwogen over de vlucht van de BMW.
Uit het voorgaande blijkt reeds van betrokkenheid van [SM] bij de bevrijdingsactie. Die betrokkenheid vindt bovendien steun in het navolgende.
Er zijn dactysporen van verdachte aangetroffen op de plastic zak met vuurpijlen in de Audi A4.
Op de scherpe randen van het patroonmagazijn, gevuld met 30 patronen, dat is aangetroffen in de [A-straat] te Amsterdam is een DNA spoor aangetroffen. De hypothese dat het spoor DNA bevat van verdachte en een onbekende niet verwante persoon is extreem veel waarschijnlijker dan dat het spoor DNA bevat van twee onbekende niet verwante personen. Het patroonmagazijn lag in een afgesloten kast tezamen met (onder andere) het al onder 2.19 genoemde automatische vuurwapen. Het patroonmagazijn paste in dit wapen.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang, alsook in samenhang met de gedragingen van de medeverdachten, beschouwd in hoge mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van [SM] de hieronder nader omschreven strafbare feiten (voorbereidingshandelingen kaping en de poging bevrijding). Gelet hierop had het op de weg van [SM] gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht beroepen. De verdediging heeft nog bepleit dat hem dit beroep op het zwijgrecht, gelet op het zeer gewelddadige milieu waarin tenminste enkele van de bij de geplande bevrijdingsactie betrokken personen verkeren, niet kan worden tegengeworpen. Die stelling houdt naar het oordeel van het hof geen stand, te meer niet nu [SM] niet eens een poging heeft ondernomen om enkel over zijn eigen aandeel te verklaren, zonder met een beschuldigende vinger naar één of meer medeverdachten te wijzen. Hij is bijvoorbeeld niet verder gekomen dan de enkele mededeling dat “hij zich ook afvraagt hoe zijn DNA op het patroonmagazijn terecht is gekomen”, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring ook nooit in de [A-straat] is geweest.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte in de nacht van 10 op 11 oktober 2017 is meegegaan met een voorverkenning in Roermond. Dat hij zich met zijn rijbewijs bij het Blue Collar hotel heeft gelegitimeerd en er op zijn naam een hotelkamer is geboekt. Hij is meegegaan in de auto waarin op 11 oktober 2017 de helikopterpiloot naar de beoogde tussenlandingsplaats van de helikopter is vervoerd en heeft in de BMW gewacht op de komst van de helikopter. In de auto is over de te ondernemen actie gesproken. En het was, zoals blijkt uit hetgeen onder de kopjes ‘ [HM] ’ en ‘ [RM] ’ is overwogen, de bedoeling dat de inzittenden van de BMW te hulp zouden schieten als [HM] niet uit de helikopter zou komen en er dus problemen waren met het overmeesteren van de piloot. Uit dit alles blijkt dat [SM] wist van het misdadige plan, daarbij betrokken was en daar ook een actieve rol in heeft gehad.
4. Poging of voorbereidingshandelingen (feiten 1 en 2)
4.1
De advocaat-generaal heeft zich in de zaak tegen de verdachte [verdachte] gemotiveerd op het standpunt gesteld dat sprake is van het medeplegen van een poging tot kaping (feit 1, primair) en het medeplegen van een poging tot bevrijding van een gevangene (feit 2). Daartoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat de door de verdachten verrichte gedragingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op de voltooiing van de kaping van de helikopter en de bevrijding van [gevangene] . Daarbij moet volgens de advocaat-generaal worden meegewogen dat het kapen van de helikopter een noodzakelijke voorwaarde was voor de bevrijding van de gevangene, zodat de feiten zodanig met elkaar vervlochten waren dat een begin van uitvoering van het ene feit, ook een begin van uitvoering van het andere feit oplevert.
4.2
Namens de verdachte is naar voren gebracht dat [verdachte] (hierna: [verdachte] ) niet één keer door het observatieteam is gezien. De kern van het belastende materiaal tegen [verdachte] ziet op twee elementen te weten (a) de verklaringen van [GB] en (b) de aan hem toegeschreven tapgesprekken. Voor zover het de verklaringen van [GB] betreft kunnen deze enkel voor het bewijs gebezigd worden voor zover de verklaring wordt bevestigd door andere onderzoeksresultaten. Voor wat betreft de tapgesprekken wijst de verdediging erop dat de aan [verdachte] toegeschreven nummers eindigend op *8205, *7351 en *5909 zijn toegeschreven op grond van stemherkenningen en voor wat betreft het nummer *8205 door er op te wijzen dat het gesprek samenvalt met beelden van een man die in eethuis Akdeniz aan het bellen is en de verbalisant die [verdachte] meent te herkennen. De verdediging plaatst vraagtekens bij zowel de stemherkenning als de herkenning van [verdachte] op de beelden van Akdeniz. Indien niet kan worden uitgegaan van de herkenningen dient vrijspraak te volgen. Voor zover er wel van moet worden uitgegaan dat [verdachte] de gebruiker van de nummers was, vinden de resultaten onvoldoende steun in ander bewijs. Zelfs als de belastende omstandigheden bewezen kunnen worden, kan dit niet tot een strafbare poging kaping of bevrijding leiden omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering. Het misdadige plan kan immers geen rol spelen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is geweest van een begin van uitvoering. Mocht het hof wel uitgaan van een begin van uitvoering, kan het medeplegen niet worden bewezen.
4.3
Het hof stelt voorop dat een poging tot het plegen van een misdrijf eerst strafbaar is wanneer het voornemen van de dader daartoe zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De vraag of sprake is van zo’n strafbare poging laat zich niet – in elk geval niet in alle gevallen – eenvoudig beantwoorden. Dat geldt te meer wanneer sprake is van een formeel omschreven delict; kort gezegd als het verrichten van een bepaalde gedraging – onafhankelijk van het gevolg – strafbaar is gesteld. Het begin van een uitvoering laat zich dan niet eenvoudig onderscheiden van de voltooiing van het delict. Bij formele delicten met ook een materiële component zit er wat meer ruimte tussen de eerste uitvoeringshandeling en de voltooiing van het delict. Dat geldt te meer voor materieel omschreven delicten; kort gezegd als het intreden van een bepaald gevolg strafbaar is gesteld.
4.4
Volgens de Hoge Raad is sprake van een begin van uitvoering in het geval de door de verdachte verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dit criterium is algemeen geformuleerd en de jurisprudentie ter zake is dan ook erg casuïstisch. Het komt uiteindelijk aan op de beoordeling van de feiten en omstandigheden van het concreet voorliggende geval. Uit hetgeen onder 4.3 is overwogen volgt dat bij die beoordeling mede de delictsomschrijving moet worden betrokken. In dit geval de bevrijding van een gevangene en de kaping van een luchtvaartuig (helikopter).
Vrijspraak poging tot kaping
4.5
Bij de beoordeling heeft het hof verder voor ogen gehouden dat de kaping geen doel op zich was, maar diende ter bevordering van de bevrijding van de gevangene; het opzet van de verdachten was primair daarop gericht. Aangenomen kan dus worden dat alle door de verdachten verrichte gedragingen uiteindelijk bedoeld waren om [gevangene] uit de P.I. Roermond te bevrijden. De met dat doel beoogde kaping zou in tijd wel eerder plaatsvinden, zodat het hof – hoewel de feitelijke gedragingen en het opzet niet geheel los van elkaar beoordeeld moeten worden – dit verwijt als eerste bespreekt.
4.6
Kaping is strafbaar gesteld in artikel 385a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) en houdt, voor zover voor de beoordeling van de onderhavige zaak relevant, in dat de verdachte een luchtvaartuig door geweld of bedreiging met geweld in zijn macht brengt. De verdachte moet dus niet enkel de macht over het luchtvaartuig hebben overgenomen (een materieel aspect van de strafbaarstelling), maar de machtsovername dient te zijn voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld.
4.7
Uit hetgeen hiervoor onder 2 en 3 is vastgesteld volgt dat de verdachten een helikopter hadden gehuurd met de bedoeling deze over te nemen. Dat de machtsovername naar verwachting gepaard zou gaan met geweld of bedreiging met geweld valt niet enkel op te maken uit het feit dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de ingehuurde piloot op enkel vriendelijk verzoek de stuurknuppel zou overdragen aan een uit Colombia afkomstige piloot. De verdachten [verdachte] en [HM] , alsook [RM] en [HM] spreken onderling, blijkens afgeluisterde telefoongesprekken, daadwerkelijk over het wel of niet meenemen van een wapen door [HM] . Men besluit uiteindelijk van niet. [RM] zal een wapen voor [HM] op de locatie van de tussenlanding gereed houden. [RM] geeft nog aan [HM] als instructie mee dat, na het ophalen van het wapen op de locatie van de tussenlanding, hij de handen van de piloot van het stuur moet trekken zodat hij “niet meer omhoog gaat”. Ten slotte bespreken [HM] en [RM] nog wat er moet gebeuren als [HM] de helikopter niet uitkomt, om zijn ‘vriendin’ op te halen. Dan is hij volgens [HM] met “die man” (het hof begrijpt: de piloot) bezig en dan moeten “hun” (het hof begrijpt: de inzittenden van de BMW) komen, kennelijk om [HM] te assisteren bij het overmeesteren van de piloot.
4.8
Dat ook [GB] (minst genomen voorwaardelijk) opzet had op het toe te passen, gewapende, geweld volgt niet enkel uit de hiervoor omschreven verwachting daaromtrent. De verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij van ‘Spaanse Mohammed’, de verdachte [verdachte] , heeft gehoord dat hijzelf of [HM] met een “AK-47” aan boord zou stappen. Ook heeft hij verklaard dat de piloot “uit de helikopter gehaald moest worden”, wat een gewelddadig handelen impliceert.
4.9
De intentie van de verdachten is dus wel duidelijk, maar daarmee is de vraag of sprake was van een begin van uitvoering nog niet beantwoord. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de opstaplocatie in Budel de verdachte [HM] enkel in bezit is van een bosje bloemen. Nog voordat hij kan instappen en de helikopter richting Weert vertrekt wordt hij aangehouden. In Weert, de locatie van de tussenlanding, zou de kaping daadwerkelijk plaatsvinden. Pas daar zou het vereiste geweld of de bedreiging met geweld worden toegepast. De verdachten in Weert zaten, kort voordat de politie ingreep, nog in hun auto de komst van de helikopter af te wachten. In deze situatie is daarom niet de conclusie gerechtvaardigd dat de gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm reeds in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van het gewelddadig de macht overnemen van de helikopter. Anders geformuleerd: de gedragingen van de verdachten stonden nog (iets) te ver af van het beoogde misdrijf om van een strafbare poging te kunnen spreken.
Voorbereidingshandelingen kaping
4.10
De vraag die dan voorligt is of de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen wel kunnen worden bewezen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de tenlastelegging genoemde telefoons, simkaarten, vervoermiddelen, hotelkamers, e-mails, kraaienpoten, touw, autobanden, vuurpijlen en brandbare stoffen niet bestemd waren tot het plegen van de kaping. Wapens kunnen dat wel zijn, maar voor de wapens geldt dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de wapens als (mede)pleger voorhanden heeft gehad. Uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat hij zelfs maar in de buurt van wapens en/of munitie is geweest. Hoewel directe beschikkingsmacht niet noodzakelijk is, dient de voorbereider wel over het middel – in casu het wapen – te kunnen beschikken. Dit blijkt onvoldoende uit het dossier.
4.11
Het hof sluit zich bij die beslissing van de rechtbank aan en neemt daarbij over de motivering, onder het kopje ‘Voorbereiding’, zoals opgenomen op pagina 8 tot en met 9 (tot en met de derde alinea) van het vonnis. Dat de verdachte wist van de wapens en waarvoor deze bestemd waren, alsook dat hij daarover als mededader kon beschikken, volgt uit de bewijsmiddelen en hetgeen ten aanzien van feit 3 nader is overwogen.
Poging bevrijding
4.12
Dan komt het hof toe aan de vraag of een poging tot bevrijding van een gevangene kan worden bewezen. Daarbij stelt het hof voorop dat de vrijspraak voor de poging tot kaping niet zonder meer tot gevolg heeft dat de poging tot bevrijding evenmin kan worden bewezen. Zoals reeds overwogen hangt de beoordeling van de feiten nauw samen met de delictsomschrijving. Bovendien, het zij herhaald, was het de verdachten niet primair te doen om de kaping, maar om de bevrijding van [gevangene] uit de P.I. Roermond. Beoordeeld moet worden welke gedragingen de verdachten in verband daarmee hebben verricht en of die, in het licht van de delictsomschrijving, naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing daarvan.
4.13
De bevrijding van een gevangene is strafbaar gesteld in artikel 191 Sr. Dat artikel kent twee varianten: óf het daadwerkelijk bevrijden van iemand, óf het bij zijn zelfbevrijding behulpzaam zijn. Die laatste variant, die ook voltooid kan zijn zonder dat de gevangene is ontsnapt, speelt in deze zaak geen rol. Strikt genomen staat in de tenlastelegging wel ‘of bij zijn zelfbevrijding behulpzaam zijn’, maar de ten laste gelegde feitelijke gedragingen betreffen alle handelingen van de verdachten. Niet ten laste zijn gelegd gedragingen waaruit blijkt dat het initiatief tot de bevrijding van de gevangene afkomstig is, noch blijkt daarvan uit het dossier. Het gaat dus om het daadwerkelijk bevrijden van een gevangene, een delict met een – zoals onder 4.3 geduid – (sterke) materiële component. Pas in het geval de gevangene daadwerkelijk is bevrijd, is sprake van een voltooid delict.
4.14
Uit de feiten en omstandigheden die onder 2 en 3 zijn opgesomd valt af te leiden dat de verdachten gedurende een langere periode bezig zijn geweest dat gevolg, de daadwerkelijke bevrijding van [gevangene] , te bewerkstelligen. Opgesomd en samengevat betreft het onder meer de volgende gedragingen:
- -
ter voorbereiding van de bevrijding eind juli 2017 een woning ( [A-straat] 21 te Amsterdam) huren;
- -
die woning in elk geval gebruiken om kraaienpoten te vervaardigen, de (hijs)constructie met autobanden en touwen te maken om de gevangene van de luchtplaats te takelen en de helikopterpiloot tijdelijk onder te brengen;
- -
het in september 2017 uit Colombia laten overkomen van deze helikopterpiloot;
- -
het meermalen organiseren van ontmoetingen met de helikopterpiloot en hem instructies geven over de uitvoering van de kaping en bevrijding;
- -
het huren van een helikopter voor vier passagiers en het afspreken van een vertreklocatie en tussenlandingslocatie;
- -
het (tweemaal) gezamenlijk overnachten in een nabij de vertreklocatie van de helikopter gelegen hotel;
- -
het organiseren van gestolen (vlucht)auto’s met valse kentekenplaten;
- -
het afleveren van de zogenaamde huurder van de helikopter bij de vertrekplaats;
- -
het wachten op de komst van de helikopter op de tussenlandingslocatie in een auto met daarin wapens, de Colombiaanse helikopterpiloot en middelen om eventueel aan de politie te ontvluchten (kraaienpoten) en sporen weg te maken (benzine en vuurpijlen);
- -
het gedurende de uitvoering van deze bevrijdingsactie onderling telefonisch overleg voeren over het vertrekmoment van de helikopter in verband met de luchttijd van de gevangene;
- -
het telefonisch contact onderhouden met de gevangene zelf rond het tijdstip van zijn geplande bevrijding;
- -
het nabij de P.I. Roermond wachten in een (vlucht)auto met daarin ook een wapen en middelen om eventueel aan de politie te ontvluchten (kraaienpoten) en sporen weg te maken (benzine en vuurpijlen).
Een belangrijk deel van de hier opgesomde feiten en omstandigheden is ook omschreven in de tenlastelegging en kan zodoende bewezen worden.
4.15
Deze opsomming maakt duidelijk dat sprake was van een niet eenvoudig uit te voeren bevrijdingsoperatie met een sterk planmatig karakter. Om kans van slagen te hebben diende verschillende verdachten op verschillende momenten een taak uit te voeren, dan wel zich daartoe gereed te houden. Aan die gedragingen is feitelijk uitvoering gegeven. In een aantal zaken is nog naar voren gebracht dat het gereed houden van de (vlucht)auto – de Audi A4 – nabij de P.I. Roermond geen rol speelde bij de bevrijding. Dat betoog steunt naar het oordeel van het hof op een te enge uitleg van het begrip ‘bevrijden’ zoals bedoeld in artikel 191 Sr. Van een voltooide bevrijding zou niet zonder meer sprake zijn geweest indien de gevangene zou zijn opgehesen vanaf de luchtplaats en boven de muren van de P.I. bungelde. Het gereed houden van de (vlucht)auto voor het verdere vervoer van de gevangene om hem definitief buiten het onmiddellijke bereik van de justitiële autoriteiten te brengen, maakte wezenlijk onderdeel uit van het ontsnappingsplan (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZD0161).
4.16
Alles afwegende komt het hof tot de slotsom dat de te bewijzen gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van de bevrijding van [gevangene] . De poging tot bevrijding, zoals omschreven onder feit 2, kan daarom worden bewezen.
5. Medeplegen of medeplichtigheid
5.1
Hierboven is (onder 4) nog zonder onderscheid geschreven over de verdachten en hun betrokkenheid bij de voorbereidingshandelingen van een kaping en de poging tot bevrijding van een gevangene. Het hof komt echter tot het oordeel dat niet elke verdachte een even grote rol heeft. Er moet om te beginnen worden onderscheiden in medeplegers en medeplichtigen.
5.2
De handelingen van [HM] , [verdachte] , [GB] , [RM] , [AN] en [OA] , zoals hiervoor beschreven, rechtvaardigen de conclusie dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt bij de voorbereiding van de kaping en de poging tot bevrijding. De rollen onderling verschillen wel van elkaar wat mede tot uitdrukking zal worden gebracht in de strafmaatoverweging.
Ten aanzien van [HM] en [verdachte] geldt dat zij een grote rol in de voorbereiding hebben gehad en als leiders kunnen worden aangemerkt. Bij de uitvoering was echter vooral [HM] nadrukkelijk aanwezig, terwijl [verdachte] – het contact van de te bevrijden [gevangene] – zich op de achtergrond beschikbaar hield. Hij voerde op dat moment wel nauw overleg met [HM] . [RM] , had ook direct contact over de uitvoering met [HM] op de dag van de bevrijdingsactie, had een leidende positie ter plaatse van de tussenlandingslocatie, hield een wapen voor [HM] beschikbaar en werd vanuit de P.I. Roermond gebeld door [gevangene] .
De rol van [GB] is in zekere zin afwijkend, omdat hij niet direct tot de groep van [HM] en [verdachte] behoorde, maar speciaal voor de bevrijdingsactie was overgekomen uit Colombia. Hij was echter volledig op de hoogte van het plan een gevangene te bevrijden, wist van de wapens en moest de eenmaal gekaapte helikopter besturen. Zijn rol was daarom zo’n cruciale dat hij ook als medepleger moet worden aangemerkt.
Ook voor [AN] en – in iets mindere mate – [OA] geldt dat zij vanaf het begin af aan betrokken waren bij de geplande bevrijdingsactie. Voor [AN] geldt dat hij al aanwezig is bij het ophalen van [GB] in Brussel, en brengt hem voor besprekingen met [verdachte] naar Roosendaal, verzorgt eten voor [GB] als hij in Amsterdam verblijft, maakt afspraken over de uit te voeren helikoptervlucht met HeliCetre, gaat meermalen met [HM] naar de Praxis voor het kopen van materiaal waarvan kraaienpoten zijn gemaakt en zet [HM] tenslotte af op Kempen Airport. Hij overlegt ten tijde van de geplande vlucht met [OA] over het al dan niet instappen van [HM] . [OA] zit op dat moment in de vluchtauto die moet dienen om de ontsnapte [gevangene] verder te vervoeren en [OA] heeft van daaruit contact met [AN] als [HM] niet komt opdagen. [OA] was bovendien in de nacht van 3 op 4 oktober 2017 ook al aanwezig voor de aanvankelijk geplande bevrijdingsactie en is nadien ook met [HM] in de Praxis geweest (die hij verlaat met een doos schroeven in de hand) en is degene die onder een valse naam incheckt in het tweede hotel, zodat hij en zijn mededaders daar kunnen verblijven
5.3
De verdachten [IM] , [SH] en [SM] kunnen niet als medeplegers worden aangemerkt, omdat hun te bewijzen bijdragen daarvoor van onvoldoende gewicht zijn. Wel kan worden bewezen dat zij wisten van het plan een helikopter te kapen om daarmee een gevangene te bevrijden. Aan de voorbereidingshandelingen en poging daartoe door de medeverdachten zijn zij medeplichtig. In het geval van [IM] door contact te leggen met HeliCentre voor het boeken van een helikoptervlucht, zijn bankrekening beschikbaar te stellen voor betaling van die vlucht alsook zijn identiteitsbewijs opdat [HM] zich bij HeliCentre als ‘ [IM] ’ kon voordoen. In het geval van [SH] door het besturen van de BMW 355i en in het geval van [SM] door het ter beschikking stellen van zijn rijbewijs voor het boeken van een hotelkamer. Voor beiden geldt dat zij zich op de locatie van de tussenlanding ook beschikbaar hielden om te assisteren in het geval [HM] problemen zou hebben met de piloot, maar dat is niet met zoveel woorden in de tenlastelegging tot uitdrukking gebracht.
6. Eindoordeel
Voorbereidingshandelingen kaping en poging bevrijding
6.1
Samengevat houdt het bovenstaande de volgende beslissingen in. De verdachten [HM] , [verdachte] , [RM] , [GB] , [AN] en [OA] hebben zich als mededaders schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een kaping van een helikopter en de poging tot bevrijding van een gevangene. De verdachten [SM] en [SH] zijn daaraan medeplichtig voor zover het de bevrijdingsactie van 11 oktober 2017 betreft. De verdachte [IM] is ook als medeplichtige aan te merken, maar dan wat betreft de eerder geplande bevrijdingsactie op 4 oktober 2017 en – zij het met een geringer aandeel – de bevrijdingsactie van 11 oktober 2017.
Tenslotte geldt dat alle verdachten ook – kort samengevat – het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en de heling van auto’s wordt verweten. Hetgeen hiervoor is overwogen, is bij de beoordeling van deze beschuldigingen uiteraard ook relevant en leidt tot de navolgende beslissingen in de zaak tegen de verdachte.
7. Bezit wapens en munitie (feit 3)
Standpunt Openbaar Ministerie
7.1
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat in de context van de feiten, gelet op het planmatige karakter en de intensieve, nauwe en bewuste samenwerking ook een bewezenverklaring zou moeten volgen voor alle aangetroffen vuurwapens en munitie en overige in de tenlasteleggingen opgenomen en onder de WWM strafbaar gestelde goederen, voor alle verdachten. Ten aanzien van [HM] , [verdachte] , [RM] , [OA] en [GB] heeft de advocaat-generaal zich subsidiair op het standpunt gesteld dat tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank moet worden gekomen.
Standpunt verdediging
7.2
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 3 nu de verdachte geen zeggenschap had over de later aangetroffen wapens. Er kan niet meer worden geconcludeerd dan dat de verdachte een aanwijzing/inlichting gaf nadat [HM] meedeelt dat hij van plan is het wapen mee te nemen naar het vliegveld. Die rol is veeleer die van een medeplichtige, niet die van een medepleger. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van de later aangetroffen wapens.
Oordeel van het hof
7.3
Zoals hiervoor al is vastgesteld is sprake geweest van een ingewikkelde bevrijdingsoperatie met een sterk planmatig karakter waarbij verschillende verdachten verschillende taken waren toebedeeld. Onderdeel van dat plan was dat er drie auto’s gereed stonden; een BMW op de tussenlandingslocatie en een BMW en Audi in de nabijheid van de P.I. Roermond, met daarin onder meer zelfgemaakte kraaienpoten, een jerrycan met benzine en vuurpijlen. In de auto bij de tussenlandingslocatie waren voorts wapens voorhanden in verband met de voorgenomen kaping van de helikopter en in de Audi bij de P.I. Roermond lagen wapens die kennelijk bedoeld waren om te gebruiken in het geval dat tijdens de bevrijding van [gevangene] nodig mocht blijken.
Ten aanzien van [verdachte] overweegt het hof dat op 11 oktober 2017 [HM] , die op dat moment naar HeliCentre rijdt, met [verdachte] overlegt of het verstandig is een wapen mee te nemen. [verdachte] antwoordt dat hij dat niet moet doen omdat het een te groot risico is en zegt dat hij er voor moet zorgen dat de “boys dat voor hem hebben”. Zoals hiervoor reeds overwogen begrijpt het hof dat de medeverdachten die op de tussenlandingslocatie stonden te wachten een wapen ter beschikking moesten hebben om de piloot te overmeesteren en de gelande helikopter over te kunnen nemen. Hieruit volgt dat de verdachte wetenschap had van wapens. Ook [GB] heeft verklaard dat hij van [verdachte] had gehoord dat er een automatisch wapen zou worden meegenomen de helikopter in en dat er zou worden geschoten indien er problemen zouden komen. Gelet hierop alsmede gelet op zijn organiserende rol en de omstandigheid dat hij dusdanig nauw en bewust heeft samengewerkt bij dit gewelddadige plan, is de conclusie gerechtvaardigd dat hij wetenschap had van de andere wapens om de voorgenomen kaping en bevrijding van [gevangene] te realiseren. Dit betreft dus niet alleen de wapens en munitie die in de BMW aanwezig zijn geweest, maar ook die in de Audi aanwezig waren. In zoverre is het hof dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen die wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Dat geldt niet voor de wapens en munitie in de woning aan de [A-straat] in Amsterdam. Daarvan is niet gebleken dat ze bij de uitvoering van het plan een rol zouden spelen. Nu ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van die wapens en daarover kon beschikken wordt hij van dit onderdeel vrijgesproken.
8. Vrijspraak heling (feit 4)
Standpunt Openbaar Ministerie
8.1
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle verdachten (behalve [IM] ) veroordeeld dienen te worden wegens schuldheling van de BMW 335i, BMW 550 en de Audi A4. Deze auto’s zouden allen gebruikt worden in het kader van de zorgvuldig geplande misdadige plannen om een helikopter te kapen en een gevangene te bevrijden. Voor alle drie de auto’s geldt dat er voorzieningen waren getroffen om het mogelijk te maken de auto’s in brand te steken. Alle verdachten hadden een rol in het plan en de drie snelle auto’s zijn een essentieel onderdeel van de uitvoering van het plan. Het kan niet anders of alle deelnemers wisten dat zij strafbare feiten pleegden of gingen plegen. Als de verdachten de politie zien, proberen zij aanhouding te ontkomen en zijn daarbij niet bezorgd om de auto’s.
Standpunt verdediging
8.2
De raadsman heeft verzocht de verdachte van het onder feit 4 ten laste gelegde vrij te spreken omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op het moment van voorhanden krijgen of verwerven wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto’s afkomstig waren van enig misdrijf, voor zover al vastgesteld kan worden dat de verdachte (een van) de voertuigen voorhanden heeft gehad of heeft verworven.
Oordeel hof
8.3
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de heling van de drie auto’s. Hoewel de plannen die de verdachten hadden met de auto’s op 11 oktober 2017 er niet om liegen, de auto’s (achteraf) gestolen bleken te zijn en diverse goederen in de auto’s zijn aangetroffen zoals jerrycans, een flesje brandbare vloeistof en vuurpijlen, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte op het moment (nog even daargelaten welk moment dat is geweest) van het voorhanden krijgen of verwerven van de auto’s wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze auto’s afkomstig waren van enig misdrijf. Geen van de verdachten is in verband te brengen met de diefstal van deze auto’s, er was geen braakschade, de auto’s waren voorzien van kentekenplaten en de verdachten beschikten over de sleutels. Daarnaast werden door de verdachten zowel bij de voorbereiding als de dag van de geplande ontsnapping, meerdere huurauto’s gebruikt. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte wist of moest vermoeden dat de auto’s van misdrijf afkomstig waren, is onvoldoende gebleken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van kaping van een luchtvaartuig (artikel 385a lid 2 Wetboek van Strafrecht), voorwerpen bestemd tot het in vereniging begaan van genoemd misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, te weten (automatische) vuurwapens en munitie;
2.hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [gevangene] , die krachtens rechterlijke uitspraak, te weten een veroordeling door de Meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam wegens overtreding van artikel 289 juncto 47 juncto 48 van het Wetboek van Strafrecht, te bevrijden en daartoe tezamen en in vereniging met anderen
- ontmoetingen heeft gehad met medeverdachte [GB] en hem instructies heeft gegeven over de uitvoering van de kaping en
- bij Helicentre een vlucht met een helikopter voor vier/vijf personen heeft geboekt voor 4 oktober 2017 en daarna, na wijziging voor 11 oktober 2017 rond 13.30 uur vanaf het heliplatform in Heythuijsen in de provincie Limburg met een tussenlanding te Weert en
- vervolgens na diverse telefonische contacten met Helicentre Lelystad een wijziging van de vertreklocatie (vanaf Budel) is overeengekomen en
- nadat zij (eerst de nacht van 3 op 4 oktober 2017 en daarna, na wijziging van de boekingsdatum) de nacht van 10 op 11 oktober 2017 hadden doorgebracht en zich hadden verzameld in hotelkamers in Eindhoven op 11 oktober 2017 naar de vertreklocatie te Budel is gegaan vanaf waar de gehuurde helikopter zou vertrekken en
- op 11 oktober 2017 zijn neef [JA] heeft afgezet in Roermond en telefonisch overleg heeft gevoerd met en instructies heeft gegeven aan medeverdachten over de organisatie en uitvoering van de kaping en
- zich heeft gemeld bij het heliplatform te Budel en zich heeft geïdentificeerd als [IM] en zich heeft voorgedaan als de bonafide huurder van de helikopter en
- vervolgens telefonisch contact heeft gehad met zijn medeverdachten dat de vlucht met voornoemd luchtvaartuig vanaf Budel naar de tussenlandingslocatie in Weert doorgang zou vinden en
- in gezelschap van een medeverdachte die piloot is, in een (gestolen) BMW voorzien van (valse) kentekenplaten [PP-PPP-P] , in welk voertuig zich vuurwapens en munitie en een jerrycan benzine en zelf gemaakte kraaienpoten en vuurpijlen en touw met autobanden bevonden, op het afgesproken tijdstip naar de tussenlandingslocatie te Weert is gereden en daar in voornoemde BMW de landing van de te kapen helikopter heeft afgewacht en
- in de omgeving van de beoogde bevrijdingslocatie, zijnde de Penitentiaire Inrichting te Roermond de komst van voornoemd luchtvaartuig heeft afgewacht in een (gestolen) Audi, voorzien van (valse) kentekenplaten [NN-NNN-N] , in welk voertuig zich een vuurwapen en munitie bevonden en een jerrycan met benzine en zelf gemaakte kraaienpoten en vuurpijlen teneinde een in deze Penitentiaire Inrichting gedetineerd zijnde persoon te bevrijden;
3.
hij op meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. een automatisch vuurwapen, te weten een aanvalsgeweer van categorie II (aangetroffen in de berm langs de vluchtroute van de Audi met kenteken [NN-NNN-N] ) en
munitie, te weten patronen van categorie III, geschikt om te worden verschoten met voornoemd vuurwapen (aanvalsgeweer) en
een (langwerpige) tas met daarin onderdelen van een aanvalsgeweer, te weten patroonmagazijnen van categorie III en
munitie, te weten losse patronen van categorie III (geschikt om te worden verschoten met voornoemd aanvalsgeweer) en
een (zwarte) tas met daarin een automatisch vuurwapen, te weten een aanvalsgeweer van categorie II en een pistool van categorie III en onderdelen van een aanvalsgeweer van categorie II, te weten patroonmagazijnen met daarin munitie, te weten patronen van categorie III
voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
voorbereiding van het in zijn macht brengen/het in zijn macht houden/het van de route doen afwijken van een luchtvaartuig door geweld en/of bedreiging met geweld, door twee of meer personen gezamenlijk gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijden.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
(a en e – automatisch vuurwapen en patroonmagazijn/onderdeel van vuurwapen cat. II )
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
(b, d en e – munitie van cat. III)
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd
en
(c en e – pistool van cat. III)
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een (vuur)wapen van categorie III meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden wegens medeplegen van voorbereiding van een kaping in vereniging gepleegd en het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie meermalen gepleegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het medeplegen van de poging een helikopter te kapen en de poging om [gevangene] uit de Penitentiaire Inrichting in Roermond te bevrijden, alsmede het voorhanden hebben van de wapens en de heling van de auto’s zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest, en gevangenneming per datum van de uitspraak.
De verdediging heeft verzocht de straf te matigen omdat geen sprake is geweest van concrete gevaarzetting. Verder dient mee te wegen dat de verdachte zichzelf bij de politie heeft gemeld, hij vader is van jonge kinderen en deze zaak zijn neef het leven heeft gekost hetgeen de verdachte bijzonder zwaar valt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof acht, anders dan het Openbaar Ministerie, niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot kaping van een helikopter en het helen van de auto’s. Wel acht het hof de voorbereiding van de kaping van een helikopter, de poging tot bevrijding van een gevangene en het voorhanden hebben van wapens en munitie bewezen. Dat zijn alle, maar zeker ook gelet op de samenhang, zeer ernstige strafbare feiten.
De verdachte heeft, samen met zijn mededaders getracht een gevangene uit de P.I. Roermond te bevrijden en, om dit te kunnen bewerkstelligen, voorbereidingen getroffen een helikopter te kapen. Daarbij is sprake geweest van een langdurige voorbereiding met een sterk planmatig karakter waarbij ook een helikopterpiloot uit Colombia bereid is gevonden hierbij te helpen. Er is een woning gehuurd van waaruit de nodige voorbereidingen zijn getroffen en waar de piloot heeft verbleven, er zijn voorbesprekingen en voorverkenningen geweest en benodigde goederen zijn aangeschaft. Bijvoorbeeld banden en touwen voor de hijsconstructie (kennelijk bedoeld om [gevangene] van de luchtplaats te takelen), pvc-buizen en schroeven om kraaienpoten te maken (kennelijk bedoeld om bij ontdekking aan de politie te kunnen ontsnappen) en benzine en vuurpijlen (kennelijk bedoeld om na afloop de gebruikte auto’s in brand te kunnen steken.
Een kaping is uit de aard al een gewelddadig feit, maar dat de verdachten ook in staat en bereid waren vuurwapens te gebruiken ten behoeve van de ontsnapping blijkt uit de flinke hoeveelheid, deels zeer zware, vuurwapens die de verdachten tot hun beschikking hadden. Een van de verdachten, de piloot, heeft ook gehoord dat er een “AK-47” meegenomen zou worden de helikopter in en in geval van problemen bij de P.I. zou worden geschoten.
Er was al met al sprake van een levensgevaarlijke bevrijdingsoperatie die weinig aan de verbeelding overlaat. Naast het feit dat deze bevrijdingsoperatie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht, blijkt hieruit ook een totaal disrespect voor de rechtsorde en lak aan de autoriteiten. Het is niet aan verdachten te danken dat de kaping en de bevrijding niet is geslaagd, maar aan het alerte optreden van de medewerkers van HeliCentre en het snelle handelen van de politie. Een geslaagde bevrijdingsoperatie had zonder meer geleid tot een geschokte rechtsorde en versterkte gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering van het bevrijdingsplan een bepalende rol gehad. Dat zal het hof ook tot uiting brengen in de strafoplegging.
Het hof wijst er op dat tegenwoordig alleen al voor het bezit van een automatisch vuurwapen (een aanvalsgeweer, gelijkend op een AK-47) – in beginsel – 12 maanden gevangenisstraf wordt opgelegd. De verdachte had er, samen met de medeverdachten, twee in bezit. Verder zijn er voor het delict bevrijding en kaping geen oriëntatiepunten en vergelijkbare zaken zijn er evenmin. Evident is echter dat vanwege het bijzonder ernstige en gewelddadige karakter van deze feiten uitsluitend een langdurige gevangenisstraf passend is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 januari 2020 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor vuurwapenbezit.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 27 februari 2019, van Leger des Heils uitgebracht in het kader van het ‘detentie & re-integratieplan’ waarin de verdachte onder meer aangeeft “zijlings erbij betrokken te zijn geraakt”. De verdachte is niet ten overstaan van het hof verschenen om deze opmerking nader toe te lichten. De achtergrond van deze opmerking blijft dan ook in het ongewisse.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden die door de raadsman naar voren zijn gebracht, maar ziet daarin geen reden om zijn straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren passend en geboden.
Vordering gevangenneming
De advocaat-generaal heeft weliswaar ook in de zaak [verdachte] de gevangenneming gevorderd van de verdachte, maar het hof heeft geconstateerd dat de verdachte in deze zaak zich reeds in voorlopige hechtenis bevindt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 46, 47, 57, 191 en 385a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. M. Iedema en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2020.