Hof Amsterdam, 22-05-2018, nr. 200.235.393/01
ECLI:NL:GHAMS:2018:1703
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-05-2018
- Zaaknummer
200.235.393/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:1703, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑05‑2018; (Hoger beroep, Beschikking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑05‑2018
Inhoudsindicatie
afwijzing verzoek voorwaardelijke machtiging, jeugdige niet bereid gestelde voorwaarden na te leven
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.235.393/01
zaaknummer rechtbank: C/15/270275 / JU RK 18-283
beschikking van de meervoudige kamer van 22 mei 2018 inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in [X] te [vestigingsplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. R.S. Pot te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbende is overigens aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).
Als informant is aangemerkt:
- [X] , behandelcentrum JeugdzorgPlus, gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: [X] ).
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) van 8 maart 2018 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
[verzoeker] is op 14 maart 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 8 maart 2018.
2.2
De GI heeft op 10 april 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft ambtshalve het rechtbankdossier bij de rechtbank Haarlem opgevraagd. Dit dossier is op 29 maart 2018 ontvangen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- mr. M. Rijser, kantoorgenoot van mr. Pot, namens [verzoeker] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [C] ;
- de moeder.
2.5
[verzoeker] en een vertegenwoordiger van [X] zijn, hoewel opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3. De feiten
3.1
De moeder en [A] zijn gehuwd geweest. Uit hun huwelijk zijn geboren [verzoeker] [in] 2002 en [B] [in] 2000. De moeder is met het gezag over [verzoeker] belast.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 24 maart 2015 is [verzoeker] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd, laatstelijk bij de bestreden beschikking.
Bij beschikking van de kinderrechter van 7 juli 2017 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend. Die machtiging is nadien verlengd tot 24 maart 2018.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking is:
- de ondertoezichtstelling van [verzoeker] met ingang van 24 maart 2018 verlengd tot 24 maart 2019;
- een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] verleend met ingang van 24 maart 2018 tot uiterlijk 24 september 2018, onder de voorwaarde dat hij zich onder behandeling stelt van de jeugdhulpaanbieder, overeenkomstig het hulpverleningsplan, dat onder andere inhoudt dat hij:
- naar school zal gaan;
- zal meewerken aan systeemtherapie bij [W] ;
- de afspraken met en de huisregels van de moeder zal nakomen.
4.2
[verzoeker] verzoekt primair de bestreden beschikking te vernietigen, subsidiair de ondertoezichtstelling voor de duur van een half jaar te verlengen en, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de voorwaardelijke gesloten uithuisplaatsing betreft en het desbetreffende verzoek van de GI af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Het hof leidt uit het beroepschrift en de toelichting daarop ter zitting af dat het hoger beroep is gericht tegen de duur van de ondertoezichtstelling en de verleende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en dat niet ter discussie staat dat de gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
5.2
Op grond van artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging verlenen om de jeugdige, met inachtneming van artikel 6.1.2, derde lid, Jw in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een voorwaardelijke machtiging kan ingevolge artikel 6.1.4, tweede lid, Jw slechts worden verleend, indien naar het oordeel van de kinderrechter:
a. de verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
b. de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Het negende lid van voornoemd artikel bepaalt dat de rechter slechts toepassing geeft aan het eerste lid, indien de jeugdige zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of redelijkerwijs is aan te nemen dat de voorwaarden zullen worden nageleefd.
5.3
[verzoeker] heeft betoogd dat de meerwaarde van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ontbreekt. Uit een verslag van [X] blijkt dat het goed met hem gaat en dat met hem en de moeder goede afspraken zijn te maken. Ook zijn verblijf bij de moeder verloopt positief. Zijn contact met de moeder is goed en er is een dagbesteding. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van maximaal een half jaar biedt voldoende waarborg om de voor hem en het gezin noodzakelijk geachte begeleiding tot stand te brengen. [verzoeker] en de moeder ervaren de verleende voorwaardelijke machtiging als een teken van wantrouwen en geven thans te kennen dat zij nergens meer aan willen meewerken.
5.4
De GI heeft het betoog van [verzoeker] gemotiveerd betwist. [verzoeker] heeft in het verleden ernstige gedragsproblemen laten zien en zich ambivalent opgesteld tegenover hulpverlening. Uit het verloop van zijn plaatsing in [X] blijkt dat hij van de strakke kaders van de gesloten jeugdhulpverlening kan profiteren. In de afgelopen periode heeft [verzoeker] duidelijk een positieve ontwikkeling laten zien, maar er is nog onvoldoende vooruitgang geboekt om te kunnen spreken van een veilige situatie. [verzoeker] en de moeder willen echter niet meewerken aan hulpverlening, waaronder systeemtherapie bij [W] . Hierdoor ontbreekt voor de GI inzicht in de thuissituatie en is onduidelijk hoe de interactie tussen de moeder en [verzoeker] verloopt. De GI heeft voorts ter zitting aan de orde gesteld dat de voorwaardelijke machtiging juist is verzocht om [verzoeker] meer ruimte te bieden; als [verzoeker] zich niet aanmeldt voor systeemtherapie bij [W] en zijn schoolgang stagneert, ligt een machtiging gesloten jeugdzorg wederom in de rede.
5.5
De raad heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Gezien de voorgeschiedenis en het gezinspatroon is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp nodig. [verzoeker] heeft behandeling in het verleden juist als positief ervaren.
5.6
Ten aanzien van de vraag of de gronden voor een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp aanwezig zijn, overweegt het hof als volgt.
Uit de stukken blijkt dat [verzoeker] tot juli 2017 veelvuldig in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat bij hem sprake was van ernstige gedragsproblematiek. Hij is in juli 2017 geplaatst op [Y] en in november 2017 overgeplaatst naar [X] .
Tijdens zijn verblijf op [Y] heeft [verzoeker] een positieve ontwikkeling laten zien. Hij liet zich gedurende dat verblijf beter aansturen en aanspreken, zijn schoolgang ging overwegend goed en hij stond open voor behandeling. Op [X] is zijn gedrag in december 2017 verslechterd. Hij liet zich niet meer aansturen door de moeder, kwam regelmatig te laat thuis, slikte zijn medicatie niet meer en keerde herhaaldelijk niet of te laat terug op [X] . Na de kerstvakantie van 2017 is [verzoeker] gestart op [Z] . Hij heeft zijn schoolgang goed opgepakt en in februari 2018 een stageplek gevonden. Verder zijn opnieuw verlofafspraken met hem gemaakt en is met de huidige gezinsmanager een basis voor samenwerking tot stand gekomen. Uit een verslag van [X] van 14 februari 2018 blijkt verder dat [verzoeker] en de moeder goed meewerken, dat het verblijf van [verzoeker] bij de moeder goed verloopt en dat hij klaar lijkt te zijn om met de moeder de volgende stap te zetten na [X] .
Hoewel sprake is van een positieve ontwikkeling bij [verzoeker] , acht het hof het zorgelijk dat [verzoeker] en de moeder te kennen hebben gegeven dat zij niet meer willen meewerken aan de voorwaarden die de GI heeft gesteld. Ter zitting is gebleken dat [verzoeker] zich niet wil aanmelden voor systeemtherapie bij [W] en dat de moeder zich daarbij aansluit, terwijl het belang van een dergelijke behandeling, die als voorwaarde is gesteld bij de voorwaardelijke machtiging, op grond van de stukken genoegzaam is komen vast te staan.
Gelet echter op de expliciete weigering van [verzoeker] om de door de GI gestelde voorwaarden (met name de behandeling bij [W] ) na te leven, ontbreekt naar het oordeel van het hof de grondslag voor een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg. Een voorwaardelijke machtiging kan slechts bestaan als een jeugdige bereid is de gestelde voorwaarden na te leven dan wel wanneer redelijkerwijs is aan te nemen dat de voorwaarden worden nageleefd. Van het een noch het ander is sprake, gelet op de expliciete weigering van [verzoeker] . Het verzoek van de GI wordt om die reden afgewezen. Gelet op de ambivalente houding van [verzoeker] en de moeder tegenover hulpverlening is de noodzaak om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar te verlengen naar het oordeel van het hof wel genoegzaam gebleken.
[verzoeker] zal de komende tijd moeten laten zien dat hij de positieve ontwikkeling die hij thans op school en in de thuissituatie laat zien, kan voortzetten. Daarbij acht het hof het, ook zonder (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdzorg, van evident belang dat [verzoeker] zich binnen afzienbare tijd zal aanmelden voor systeemtherapie bij [W] .
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking wat betreft de daarin verleende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het verzoek van de GI tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] ;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.C. Louwinger-Rijk, A.R. Sturhoofd en J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Voerman als griffier en is op 22 mei 2018 in het openbaar uitgesproken.