NJB 2018/1524
Ongerechtvaardigde verrijking. Devolutieve werking. Het hof oordeelt over de beloning van een lid van de raad van commissarissen. Hoge Raad: Uit het arrest van het hof blijkt niet dat het hof het door geïntimeerde in eerste aanleg gevoerde beroep op ongerechtvaardigde verrijking in zijn beoordeling heeft betrokken. Aldus heeft het hof zijn beslissing niet naar behoren gemotiveerd
HR 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1210
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 juli 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/04124
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1210, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑07‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:578, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑06‑2018
- Wetingang
(art. 353 Rv)
Essentie
Ongerechtvaardigde verrijking. Devolutieve werking. Het hof oordeelt over de beloning van een lid van de raad van commissarissen. Hoge Raad: Uit het arrest van het hof blijkt niet dat het hof het door geïntimeerde in eerste aanleg gevoerde beroep op ongerechtvaardigde verrijking in zijn beoordeling heeft betrokken. Aldus heeft het hof zijn beslissing niet naar behoren gemotiveerd
Partij(en)
A, adv. mr. M.E. Bruning, vs. Imeko, adv. mr. M.J. Schenck.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
A is in 2002-2006 lid van de raad van commissarissen van Imeko geweest. De directievoering over Imeko is gedurende enige tijd overgelaten geweest aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.