Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/6.1
6.1 Inleiding
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS588765:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 3 december 2004, NJ 2005, 200 m.nt. PvS en JOR 2005, 51, m.nt. N.E.D. Faber (`Mendel q.q.-ABN Amro').
Het recht van storno van de bank op een herstelboeking als voorzien in artikel 12 van de ABV wordt ook als storno of stornering aangeduid, maar blijft hier buiten beschouwing; zie daarvoor hoofdstuk 5, par. 5.2. De harmonisatie van de Europese betaalmarkt (de `SEPA') zal ook internationale incasso's mogelijk maken. Wat dat zal betekenen voor de bestaande Nederlandse incassopraktijk en de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, is thans nog onduidelijk. In de vorige hoofdstukken heb ik de begrippen solvent en accipiënt gebruikt om de opdrachtgever tot respectievelijk de begunstigde van een girale betaling aan te duiden. In dit hoofdstuk zal ik overwegend crediteur (ook: incassant) en debiteur (ook: geïncasseerde) gebruiken. Dat sluit beter aan bij de terminologie die in de diverse incassocontracten wordt gehanteerd. Het begrip solvent suggereert bovendien een activiteit, namelijk het verrichten van de betaling. Bij incasso is het echter juist de crediteur (de accipiënt) die de betaling initieert.
Het initiatief voor een girale betaling in de zin van artikel 6:114 BW zal doorgaans liggen bij de debiteur van de geldschuld. Indien aan een aantal voorwaarden is voldaan, is het ook mogelijk dat de crediteur ervoor zorgt dat te zijnen gunste geld van de rekening van de debiteur wordt afgeschreven. De incasso biedt daartoe de mogelijkheid. Incasso's bestaan in diverse varianten. De doorlopende incasso wordt gebruikt bij periodieke verplichtingen, zoals de telefoonrekening, terwijl de eenmalige incasso wordt gebruikt bij een niet-repeterende betaling, bijvoorbeeld na aflevering van een consumptiegoed. Het is in de praktijk van het grootschalig betalingsverkeer niet uit te sluiten dat een incasso ten onrechte geschiedt. De geïncasseerde heeft in dat geval recht op terugboeking (`stornering') van het onterecht geïncasseerde bedrag. Maar wat is de rechtspositie van partijen als de incassant in de tussentijd failleert? Dat is de vraag die in dit hoofdstuk centraal staat. Eerst bespreek ik op hoofdlijnen de werking van de incasso (paragraaf 2). In de lagere jurisprudentie zijn twee voorbeelden te vinden voor de mogelijke kwalificatie van een stornering na een onterechte incasso (paragraaf 3). De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over het rechtskarakter van de stornering in het arrest Mendel q.q.ABN Amro (paragraaf 4).1 Ik plaats enkele kanttekeningen bij dit arrest (paragraaf 5). De rechtsregel kan beter worden gemotiveerd met behulp van de revindicatoire aanspraak op giraal geld (paragraaf 6). Ik besluit met een conclusie (paragraaf 7).2