Einde inhoudsopgave
Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen
Artikel 2:6 Verhouding tot andere wetten
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk art. 2:6 vernummerd tot art. 1:12.
- Bronpublicatie:
05-07-2006, Stb. 2006, 361 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30386)
- Inwerkingtreding
18-08-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2006, Stb. 2006, 362 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Wanneer een SCE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, onderdeel b, heeft genomen.
2.
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van een SCE als bedoeld in artikel 2:7, heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in de artikelen 63f, 63g en 63i, de artikelen 158, 159 en 161 of de artikelen 268, 269 en 271 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3.
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het bij of krachtens de wet bepaalde over het recht op:
- a.
informatie, raadpleging en medezeggenschap dat de werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen genieten, anders dan medezeggenschap bij de benoeming van commissarissen of bestuurders in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE;
- b.
medezeggenschap bij de benoeming van commissarissen of bestuurders in dochterondernemingen van de SCE of SCE's als bedoeld in afdeling 4 van dit hoofdstuk.