ABRvS, 16-04-2014, nr. 201306026/1/A2
ECLI:NL:RVS:2014:1321
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
16-04-2014
- Zaaknummer
201306026/1/A2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:1321, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16‑04‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 11 juni 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de definitieve vaststelling zorgtoeslag van [wederpartij] voor het toeslagjaar 2009 herzien vastgesteld op nihil en € 693,00 aan te veel uitbetaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
201306026/1/A2.
Datum uitspraak: 16 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2013 in zaak nr. 12/5899 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de definitieve vaststelling zorgtoeslag van [wederpartij] voor het toeslagjaar 2009 herzien vastgesteld op nihil en € 693,00 aan te veel uitbetaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 29 oktober 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 27 mei 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 oktober 2012 vernietigd, het besluit van 11 juni 2012 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2014, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. H.R. Grootenhuis, werkzaam in zijn dienst, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder p (vanaf 1 juli 2009: onder o), van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, verstaan onder inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, is het toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, herziet de Belastingdienst/Toeslagen, indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een inkomensgegeven of niet in Nederland belastbaar inkomen blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, de tegemoetkoming met inachtneming van die wijziging.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de herziening binnen acht weken na het tijdstip waarop het gewijzigde inkomensgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het eerste lid bedoelde wijziging onherroepelijk is geworden.
Ingevolge artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen verstaan onder inkomensgegeven:
1˚. indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen;
2˚. indien over een kalenderjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde belastbare loon.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan de herziening op nihil van de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag over 2009 en de terugvordering van de uitbetaalde voorschotten ten grondslag gelegd dat [wederpartij] gezien de hoogte van het toetsingsinkomen geen aanspraak heeft op die toeslag. Daarbij heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich gebaseerd op een aanpassing van het toetsingsinkomen van [wederpartij] door de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de inspecteur).
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit een door de Belastingdienst/Toeslagen overgelegde uitdraai uit het interne systeem, gedateerd op 2 april 2013, blijkt dat de inspecteur inmiddels kennelijk aanleiding heeft gezien om ambtshalve het verzamelinkomen te wijzigen van € 215.349,00 naar € 12.164,00. Bij dat oordeel heeft zij mede in aanmerking genomen dat de juistheid van het door de Belastingdienst/Toeslagen gehanteerde jaarinkomen van € 215.349,00 volkomen onaannemelijk lijkt. Gelet hierop, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte de vaststelling van de zorgtoeslag van [wederpartij] over 2009 herzien op nihil gesteld en de uitbetaalde voorschotten teruggevorderd, aldus de rechtbank.
4. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank ten onrechte uit de uitdraai, gedateerd op 2 april 2013, heeft afgeleid dat de inspecteur het verzamelinkomen heeft gewijzigd. In dat kader voert hij aan dat deze uitdraai, waarop staat vermeld dat het de voorlopige aanslag betreft, is gebruikt voor de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag van [wederpartij] over 2009, maar dat hij voor de herziening daarvan gebruik heeft gemaakt van gegevens uit de definitieve aanslag. Voorts voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte een oordeel heeft gegeven over de juistheid van het vastgestelde inkomen, nu het vaststellen van het verzamelinkomen een exclusieve bevoegdheid van de inspecteur betreft en er een procedure wordt gevoerd bij de belastingrechter over de vaststelling van het inkomen van [wederpartij] .
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 november 2010 in zaak nr. 201003432/1/H2), is de Belastingdienst/Toeslagen bij de bepaling van de draagkracht gehouden om uit te gaan van het verzamelinkomen, zoals in de aanslag inkomstenbelasting is opgenomen.
Uit de door de Belastingdienst/Toeslagen overgelegde uitdraai van 17 december 2012 kan worden afgeleid dat de inspecteur het verzamelinkomen van [wederpartij] over 2009 in het kader van de definitieve aanslag op € 215.349,00 heeft gesteld. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, kan uit de in beroep door de Belastingdienst/Toeslagen overgelegde uitdraai, gedateerd op 2 april 2013, niet worden afgeleid dat de inspecteur het verzamelinkomen van [wederpartij] daarna ambtshalve heeft gewijzigd. Uit deze uitdraai, waarin een verzamelinkomen van € 12.164,00 is opgenomen, blijkt dat deze ziet op de voorlopige aanslag, terwijl de uitdraai van 17 december 2012 ziet op de definitieve aanslag. Dat de uitdraai van de gegevens waar de voorlopige aanslag op is gebaseerd van een latere datum is dan de uitdraai van de gegevens waar de definitieve aanslag op is gebaseerd, maakt dit niet anders, nu de datum aangeeft wanneer de uitdraai is geprint. Gelet hierop heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt gesteld dat [wederpartij], gezien de hoogte van het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen, geen aanspraak maakt op zorgtoeslag.
Het betoog slaagt.
5. De overige hogerberoepsgronden behoeven geen bespreking. De Afdeling zal de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgrond beoordelen, waaraan de rechtbank niet is toegekomen.
6. [wederpartij] heeft betoogd dat de Belastingdienst/Toeslagen met de terugvordering van de uitbetaalde voorschotten zorgtoeslag had moeten wachten totdat de belastingrechter heeft geoordeeld over de juistheid van het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen.
6.1. Het betoog faalt. Dat [wederpartij] tegen de aanslag inkomstenbelasting beroep heeft ingesteld, betekent niet dat de Belastingdienst/Toeslagen niet van het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen had mogen uitgaan. In dit kader is van belang dat indien het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting slaagt en het verzamelinkomen over 2009 wordt gewijzigd, de Belastingdienst/Toeslagen op de voet van artikel 20, eerste lid, van de Awir de tegemoetkoming zorgtoeslag dient te herzien met inachtneming van die wijziging, waarbij hij - indien daar aanleiding voor is - ook rente uitbetaalt.
7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 29 oktober 2012 van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog ongegrond verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2013 in zaak nr. 12/5899;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2014
85-752.