Rb. Amsterdam, 16-01-2018, nr. 5862346 CV EXPL 17-8201
ECLI:NL:RBAMS:2018:445
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
16-01-2018
- Zaaknummer
5862346 CV EXPL 17-8201
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:445, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 16‑01‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2018-0675
PS-Updates.nl 2018-0504
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0675
Uitspraak 16‑01‑2018
Inhoudsindicatie
De Kantonrechter gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat KLM piloot bij preflightcheck is gevallen. Zogenaamd huis-tuin- en keuken ongeval. Werkgever niet aansprakelijk.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5862346 CV EXPL 17-8201
vonnis van: 16 januari 2018
fno.: 34987
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H.M. Fritschy
t e g e n
de naamloze vennootschap
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: KLM
gemachtigde: mr. N.P. Jonker
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
dagvaarding van 14 maart 2017 (met producties);
conclusie van antwoord (met producties);
instructievonnis van 18 mei 2017;
conclusie van repliek (met producties);
conclusie van dupliek (met producties);
akte uitlating van [eiser] ;
tussenvonnis van 31 oktober 2017.
Bij het tussenvonnis van 31 oktober 2017 is een comparitie bepaald. Deze comparitie is gehouden op 14 december 2017. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] nog een nadere productie, genummerd 31, toegezonden. [eiser] is ter zitting verschenen, vergezeld door
mr. Fritschy. Voor KLM zijn ter zitting verschenen mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] , vergezeld door mr. Jonker. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht en zij hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden. Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. De feiten
1.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1964, is sinds 9 februari 1995 als piloot in dienst van KLM.
1.2.
Op 5 februari 2015 heeft [eiser] op het vliegveld van Venetië, vanwege de weersomstandigheden ter plaatse - het regende bij een temperatuur van 5° boven nul en het had gesneeuwd - een zogenoemde ‘pre-flight’ inspectie uitgevoerd van het toestel (een Boeing 737) waarmee hij als [functie] die dag naar Schiphol zou terugvliegen. Op de trap naar het vliegtuig en op het platform onder en rondom het toestel lagen ijs en slush. Er zijn geen getuigen van de val die [eiser] tijdens zijn inspectieronde om het vliegtuig stelt te hebben gemaakt.
1.3.
Op 5 februari 2015 is [eiser] via Schiphol naar de luchthaven van [plaats] ( [land] ) gevlogen. Op 6 februari 2015 was hij, na een vlucht van Amsterdam naar [plaats] en vice versa, terug in Amsterdam. Van 7 tot en met 9 februari 2015 was [eiser] niet ingeroosterd. De schriftelijke melding van de val, die hij op 7 februari 2015 stelt per interne post aan KLM te hebben verzonden, heeft KLM naar haar zeggen niet ontvangen.
1.4.
Op 10 februari 2015 heeft [eiser] zich bij KLM ziek gemeld met verergerde elleboogklachten die het gevolg zouden zijn van een val op het vliegveld van Venetië, vijf dagen eerder. Die dag is hij door zijn huisarts verwezen naar de Spoedeisende Hulp van het Spaarne Ziekenhuis te Hoofddorp. Daar heeft de dienstdoende arts op 10 februari 2015 een ‘fractuur exostose/enthesiofyt olecranon bij actief krachttrainer van de triceps’ geconstateerd. De rechter elleboog en arm van [eiser] zijn gegipst en gedurende twee weken geïmmobiliseerd. Begin maart 2015 is bij hem een longembolie gediagnosticeerd. In september 2015 is hij aan zijn rechter elleboog geopereerd. Door zijn gezondheidsklachten heeft [eiser] zijn werk voor KLM enige tijd niet kunnen verrichten. Vanaf 1 april 2016 is hij weer in zijn eigen werk gere-integreerd.
1.5.
Bij brief van 3 mei 2016 heeft [eiser] KLM aansprakelijk doen stellen. KLM heeft aansprakelijkheid betwist.
2. De vordering van [eiser]
2.1.
vordert dat voor recht wordt verklaard dat KLM aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van het hem op 5 februari 2015 op de luchthaven van Venetië overkomen ongeval. Voorts vordert [eiser] dat KLM wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis aan hem € 1.071.384,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis. Ten slotte vordert [eiser] dat KLM wordt veroordeeld in de proceskosten met rente.
2.2.
[eiser] baseert zijn vordering op het bepaalde in artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW). Hij legt aan de vordering ten grondslag dat hij op 5 februari 2015 in de uitoefening van zijn werkzaamheden ten val is gekomen en schade heeft geleden. KLM is tot vergoeding daarvan gehouden, omdat zij jegens hem de zorgverplichting van het eerste lid van genoemd artikel niet is nagekomen. KLM heeft nagelaten maatregelen te nemen die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd en die de schade hadden kunnen voorkómen. Gezien de weersomstandigheden ter plaatse in Venetië had KLM hem adequate veiligheidsinstructies moeten geven en hem stevig schoeisel ter beschikking moeten stellen, teneinde de pre-flight inspectie op de gladde ondergrond veilig te kunnen uitvoeren. In plaats daarvan heeft KLM piloten voorgeschreven nette schoenen zonder profielzolen te dragen, terwijl aan luchthavenpersoneel wél speciaal schoeisel is verstrekt.
2.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat niet alleen de elleboogfractuur door de val van 5 februari 2015 is veroorzaakt, maar dat ook de longembolie - als aan het ongeval gerelateerde medische complicatie - in causaal verband staat tot die val. Ten gevolge van de door het ongeval veroorzaakte gezondheidsklachten heeft [eiser] inkomens- en pensioenschade geleden en is hij niet in staat zijn carrière voort te zetten, zoals hij zich dat had voorgesteld. Daarnaast is sprake van inkomensderving doordat hij zijn nevenwerkzaamheden heeft moeten staken. Verder lijdt [eiser] immateriële schade, omdat hij zijn hobby - hij was een fanatiek sporter - heeft moeten opgeven.
3. Het verweer van KLM
3.1.
KLM betwist dat [eiser] op 5 februari 2015 op het vliegveld van Venetië is gevallen en in de uitoefening van zijn werkzaamheden letsel heeft opgelopen. Hij heeft op en na die datum doorgewerkt en zich pas op 10 februari 2015 ziekgemeld. Aan aansprakelijkheid van KLM staat voorts in de weg dat zij haar zorgplicht jegens [eiser] is nagekomen. Zo [eiser] inderdaad door de gladheid ter plaatse is uitgegleden en gevallen, is sprake van een huis-, tuin- en keukenongeval en heeft zich een alledaags - aan [eiser] kenbaar - gevaar gemanifesteerd dat hij door het in acht nemen van de normale voorzichtigheid had kunnen voorkómen, bijvoorbeeld door voor de pre-flight inspectie om assistentie van anderen te verzoeken. Van KLM mag redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij haar piloten van veiligheidsschoenen voorziet. Tot het geven van extra instructies ingeval van gladheid was KLM, die al jaren investeert in een ‘safety cultuur’ en er bij haar medewerkers op aandringt op het gebied van veiligheid geen concessies te doen, niet verplicht.
3.2.
Aan toewijzing van de vordering staat volgens KLM verder in de weg dat geen sprake is van een causaal verband met de schade waarvan [eiser] vergoeding vordert. Het gaat om pre-existente, niet werkgerelateerde, gezondheidsproblematiek.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het bepaalde in artikel 7:658 BW meebrengt dat het aan de werknemer, die zijn werkgever aansprakelijk houdt voor een schending van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde zorgverplichting, is om te stellen en - bij betwisting - te bewijzen dat zijn letsel in de uitoefening van zijn werkzaamheden is ontstaan. Het tweede lid van het artikel legt op de werkgever de last te bewijzen dat hij zijn verplichting om voor een veilige werkplek en arbeidsomstandigheden te zorgen is nagekomen. Om tot aansprakelijkheid van de werkgever te kunnen concluderen, dient zowel een (causale) relatie te kunnen worden gelegd tussen het werk van de werknemer en zijn gezondheidsschade, als tussen de tekortkoming van de werkgever en die schade.
4.2.
KLM heeft betwist dat [eiser] op 5 februari 2015 op de luchthaven van Venetië ten val is gekomen. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, kiest de kantonrechter er bij de beoordeling van de gestelde aansprakelijkheid van KLM, om proceseconomische redenen gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, voor om er veronderstellenderwijs vanuit te gaan dat [eiser] bij de pre-flight inspectie, ook wel de ‘walkaround’ genoemd, inderdaad is gevallen. Nu niet in geschil is dat die inspectie tot de taken van een gezagvoerder behoort, is in dat - veronderstelde - geval voldaan aan het vereiste dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor KLM schade heeft geleden. Bij het navolgende is dan ook de veronderstelling dat [eiser] , die dag en aldaar, door de weersomstandigheden en de gladheid ter plaatse, is gevallen en dat de toedracht van die val die is geweest welke [eiser] ter comparitie op vragen van de kantonrechter nader heeft uiteengezet. Voor dat geval heeft KLM aangevoerd dat zij haar zorgplicht jegens hem niet heeft geschonden. [eiser] heeft dit weersproken.
4.3.
Bij de beoordeling van de vraag naar de zorgplicht in de zin van artikel 7:658 lid 1 BW stelt de kantonrechter voorop dat daarmee niet is beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. De wetsbepaling vereist een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen, alsmede van de organisatie van de werkzaamheden. Ook dient de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht te houden op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies en op behoorlijk onderhoud van werkruimten en materialen. Het gaat erom of de werkgever voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven als - in verband met de aard van de arbeid - redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag of KLM bij de naleving van haar zorgplicht als werkgever van [eiser] is tekort geschoten, geeft de doorslag dat zich bij het veronderstelde voorval van 5 februari 2015 een alledaags gevaar, te weten dat van het lopen op een gladde ondergrond, in een overigens op zichzelf niet (val)gevaarlijke werksituatie heeft voorgedaan. Anders dan [eiser] heeft betoogd, is het voor de te beantwoorden aansprakelijkheidsvraag niet relevant dat het platform van een vliegveld geen alledaagse plek is om te lopen, zoals de openbare weg (of - met een verwijzing naar HR 2 maart 2007 NJ 2007, 143 inzake Perez/Casa Grande - een betegelde gangvloer in een hotel) dat wél is. Evenmin speelt een rol dat het in Venetië zelden sneeuwt. Daartegenover is wél van belang dat het ging om het alledaagse gevaar van gladheid bij het lopen over sneeuw en ijs. Het is van algemene bekendheid dat dan gevaar op vallen bestaat en [eiser] wist dat hij met dat gevaar terdege rekening had te houden. Voor een dergelijk gevaar hoeft een werkgever niet specifiek te waarschuwen.
4.5.
Op KLM rustte evenmin de verplichting om haar piloten te voorzien van speciaal schoeisel. Zij mocht het redelijkerwijs aan de eigen keuze van haar medewerkers overlaten om in de wintermaanden of bij het vliegen op bepaalde bestemmingen aangepast schoeisel, zoals een (extra) paar stevige schoenen, mee te nemen dan wel om bij onverwacht optredende gladheid bij de ‘walkaround’ de assistentie van lokaal grondpersoneel in te roepen. Niet gesteld of gebleken is dat de keuze voor laatstbedoelde optie zou afdoen aan de verantwoordelijkheid die een gezagvoerder voor toestel, bemanning en passagiers heeft. Dat KLM in het algemeen van haar piloten verlangt dat zij zich representatief kleden en nette schoenen dragen, betekent uiteraard niet dat zij bij hun inspectieronde om het vliegtuig geen steviger schoeisel mogen dragen. Het is aan de piloot zelf, zoals aan elke werknemer, om ervoor te zorgen dat zijn kleding en schoeisel geschikt zijn voor het uitoefenen van de functie. Dat luchthavenpersoneel, bijvoorbeeld de medewerkers die zijn belast met het vervoer van bagage van en naar vliegtuigen, mogelijk wél is voorzien van speciaal schoeisel leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit ermee samenhangt dat dit personeel merendeels in weer en wind werkt. Dat geldt niet voor een piloot.
4.6.
Op het voorgaande stuit de vordering van [eiser] af. Daarmee behoeven de andere geschilpunten geen bespreking. [eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van KLM. Deze worden tot dit vonnis begroot op € 1.800,-- (drie punten à € 600,-- per punt) aan salaris gemachtigde. Op vordering van KLM worden de nakosten toegewezen, zoals hierna omschreven. Hetzelfde geldt voor de wettelijke rente over deze proces- en nakosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van KLM tot op heden begroot worden op € 1.800,-- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan genoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de voldoening;
III. veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 100,-- aan nasalaris, alsmede tot betaling van een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de verschuldigdheid tot de voldoening;
IV. verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.