ABRvS, 14-10-2010, nr. 201004771/5/M2.
ECLI:NL:RVS:2010:BO0542
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14-10-2010
- Magistraten
Mrs. J.E.M. Polak, Th.G. Drupsteen, D.A.C. Slump
- Zaaknummer
201004771/5/M2.
- LJN
BO0542
- Roepnaam
Menaldumadeel
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BO0542, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑10‑2010
Uitspraak 14‑10‑2010
Mrs. J.E.M. Polak, Th.G. Drupsteen, D.A.C. Slump
Partij(en)
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[opposant A], gevestigd te Menaldumadeel en [opposant B] en [opposant C], beiden wonend te Menaldumadeel (hierna tezamen en in enkelvoud: [opposant]),
opposanten.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 1 september 2010, in zaak nr. 201004771/4, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van [opposant] niet ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [opposant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2010, verzet gedaan.
2. Overwegingen
2.1.
In de uitspraak, waarvan verzet, is het beroep van [opposant] niet ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij maningsbrief van 18 mei 2010 gestelde termijn heeft voldaan.
2.2.
In het verzet stelt [opposant], onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2010 in zaak nr. 200908650/3/H3 (www.raadvanstate.nl), dat hij erop heeft mogen vertrouwen dat hem een tweede termijn zou worden gegund om het griffierecht te voldoen.
2.3.
In de uitspraak van 16 juli 2010 heeft de Afdeling, kort weergegeven, overwogen dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de Centrale Raad van Beroep en de rechtbanken — anders dan de Afdeling — een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht plegen te gunnen wanneer het griffierecht niet binnen de daarvoor in eerste instantie gestelde termijn is voldaan. Omdat het verschil in praktijk tussen de Afdeling en de genoemde andere bestuursrechters mogelijk verwarring heeft gewekt bij de indiener van het beroepschrift, mocht hij er naar het oordeel van de Afdeling op vertrouwen dat hem een tweede termijn zou worden gegund voor het voldoen van griffierecht. Daaraan voegt de Afdeling toe dat zij omwille van de rechtseenheid aanleiding ziet haar praktijk aan te passen aan die van de genoemde andere bestuursrechters.
2.4.
De Afdeling stelt voorop dat de uitspraak van 16 juli 2010 als zodanig bij [opposant] niet het vertrouwen heeft kunnen wekken dat een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht zou worden gegund, omdat hij zijn beroep heeft ingesteld ruim voordat deze uitspraak werd gedaan.
2.5.
In de uitspraak van 16 juli 2010 heeft de Afdeling te kennen gegeven dat zij, omwille van de rechtseenheid, haar werkwijze wat betreft de termijn waarbinnen griffierecht moet worden voldaan aanpast aan de bij de andere bestuursrechters gebruikelijke werkwijze. Concreet betekent dit, dat de Afdeling in een reguliere (hoger) beroepsprocedure, wanneer niet binnen de door haar gestelde termijn het griffierecht is voldaan, de indiener van het beroepschrift een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht geeft.
2.6.
De huidige zaak gaat niet over een reguliere beroepsprocedure, maar over een beroep waarop het in afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet opgenomen procesrecht van toepassing is. Voor deze zaken is er bij de andere bestuursrechters nog geen bestendige werkwijze wat het al dan niet gunnen van een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht betreft. De mogelijke verwarring waarop in de uitspraak van 16 juli 2010 wordt gedoeld kan zich in deze zaken dus niet voordoen. Bij het ontbreken van een bestendige werkwijze bij de andere bestuursrechters doet zich verder evenmin de situatie voor dat het noodzakelijk is om een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht te gunnen omwille van de rechtseenheid.
In beroepsprocedures waarop het procesrecht van de Crisis- en herstelwet van toepassing is, is de rechter verplicht om binnen een korte termijn uitspraak te doen in zaken die in de regel omvangrijk en bewerkelijk zijn. Artikel 1.6, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet bepaalt hierom dat die beroepen versneld moeten worden behandeld. Het gunnen van een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht, verdraagt zich hiermee niet.
Gelet hierop gunt de Afdeling in dit soort zaken niet een tweede termijn voor het voldoen van griffierecht, maar wordt de indiener van het (hoger) beroep overeenkomstig de artikelen 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en 51, vierde lid, van de Wet op de Raad van State eenmaal een termijn gesteld voor het voldoen van griffierecht. Daarbij geldt, overeenkomstig deze artikelleden, dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het bedrag niet binnen de gestelde termijn is voldaan, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De Afdeling merkt ten overvloede nog op dat zij ook bij beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, gelet op de ook voor die procedure geldende korte termijn waarbinnen uitspraak moet worden gedaan, slechts eenmaal een termijn stelt voor het voldoen van griffierecht.
2.7.
[opposant] is er in de maningsbrief van 18 mei 2010 op gewezen dat, overeenkomstig de hiervoor weergegeven werkwijze, hij er rekening mee moet houden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard wanneer het griffierecht niet binnen de gestelde termijn wordt voldaan.
Nu het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan, en er geen grond is voor het oordeel dat [opposant] daarmee niet in verzuim is geweest, is het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.8.
Het verzet is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. D.A.C. Slump, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. polak voorzitter
w.g. Drouen ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2010
262–644.
Verzonden: 14 oktober 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser