NJB 2018/2109
Voor de grap in bil knijpen als “ontuchtige handeling” art. 246 Sr: i.c. kon het hof oordelen dat gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte in de bil van de in burger geklede hoofdagent van politie heeft geknepen, sprake is van een “ontuchtige handeling” in de zin van deze bepaling. Daaraan doet niet af dat het bilknijpen mogelijk bedoeld was als grap en evenmin dat door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep als motief is aangevoerd dat de verdachte handelde “in een opwelling van vreugde” vanwege zijn vrijlating
HR 06-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2061
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 november 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers
- Zaaknummer
17/01739
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2061, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1255, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑09‑2018
- Wetingang
(art. 246 Sr)
Essentie
Voor de grap in bil knijpen als “ontuchtige handeling” art. 246 Sr: i.c. kon het hof oordelen dat gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte in de bil van de in burger geklede hoofdagent van politie heeft geknepen, sprake is van een “ontuchtige handeling” in de zin van deze bepaling. Daaraan doet niet af dat het bilknijpen mogelijk bedoeld was als grap en evenmin dat door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep als motief is aangevoerd dat de verdachte handelde “in een opwelling van vreugde” vanwege zijn vrijlating
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.