NJB 2019/2700:Vervolgingsverjaring van fietsendiefstal (in 2003) in geval waarin verdachte voor die diefstal door het hof is veroordeeld maar is vrijgesproken van de daarbij tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheden inhoudende dat sprake was van geweld en dat het feit werd gepleegd op openbare weg: nu op diefstal van een fiets ingevolge art. 310 Sr een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren staat, terwijl in casu gedurende twaalf jaren voorafgaand aan de vordering (in 2016) van de officier van justitie tot inbewaringstelling van de verdachte niet enige daad van vervolging is verricht, is de in art. 70 lid 1 aanhef en onder 3º Sr bepaalde termijn van verjaring verstreken. De Hoge Raad verklaart de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte ter zake van tenlastegelegde fietsendiefstal