HR, 15-03-2016, nr. 15/02221
ECLI:NL:HR:2016:418
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-03-2016
- Zaaknummer
15/02221
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:418, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑03‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2714, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2714, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:418, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0140
Uitspraak 15‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Verstekverlening. De beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ttz voort te zetten is achteraf bezien onjuist. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in h.b. in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Partij(en)
15 maart 2016
Strafkamer
nr. S 15/02221
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 februari 2015, nummer 22/000794-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2015 - inhoudende dat de dagvaarding is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats hier te lande bekend is;
(ii) het proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte noch een raadsman is verschenen, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2.
Het proces-verbaal van voormelde terechtzitting houdt voorts onder meer in:
"Noot griffier: Na sluiting van het onderzoek en het uitspreken van het arrest, is komen vast te staan dat de verdachte uit andere hoofde gedetineerd zat in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn en dat voor hem geen transport is geregeld."
2.3.
Uit het hiervoor onder 2.2.2 vermelde proces-verbaal moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist is. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.4.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2016.
Conclusie 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Verstekverlening. De beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ttz voort te zetten is achteraf bezien onjuist. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in h.b. in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Nr. 15/02221 Zitting: 22 december 2015 | Mr. G. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 23 februari 2015 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2015 houdt het volgende in:
"De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als:
naam: [verdachte],
voornamen: [voornamen],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
is niet ter terechtzitting verschenen.
Alle verklaringen zijn zakelijk weergegeven, tenzij anders vermeld.
Het gerechtshof constateert dat de dagvaarding goed is betekend en verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en vordert, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch heden ter terechtzitting is verschenen, dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak."
(…)
Noot griffier: Na sluiting van het onderzoek en het uitspreken van het arrest, is komen vast te staan dat de verdachte uit andere hoofde gedetineerd zat in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn en dat voor hem geen transport is geregeld."
5. Uit het hiervoor weergegeven proces-verbaal blijkt dat na sluiting van het onderzoek en het uitspreken van het arrest is komen vast te staan dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG